Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Hugo de Groot en zijn rechtsphilosophie by Bertens H

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1077 lines and 50403 words, and 22 pages

HUGO DE GROOT

ZIJN RECHTSPHILOSOPHIE

DOOR

Dr. H. BERTENS.

AAN Dr. G.W.J.M. VAN ZINNICQ BERGMANN.

#Inleiding.#

De naam Grotius is overbekend. Van hem kan niet gezegd worden, wat Otto Gierke van Althusius getuigde, in de eerste uitgave van zijn beroemd werk: "Der Name des Johannes Althusius ist heute so gut wie verschollen".

De Hollandsche schooljongen kent Huig de Groot en zijn boekenkist; hij kent zijn vrouw, Maria van Reigersberg, die de list verzon, ter redding van haar echtgenoot, alsmede de trouwe dienstmaagd, Elsje van Houweninghe, de "derde medespeelster in het blij eindend drama van slot Loevestein."

Als geleerde kent hem de wereld.

Grotius was theologant en wijsgeer. Grotius bewoog zich op het gebied der geschiedenis en der letteren, en heeft daar lauweren behaald; Grotius was staatsman; maar de godgeleerde en philosoof, de historicus, en staatsman zou zijn roem niet overleefd hebben, zonder de Jure Belli et Pacis, het onsterfelijke werk van een van Hollands groote zonen uit de dagen van Joost van den Vondel en Hooft, Tesselschade en Roemer Visscher, van Heinsius en Josef Scaliger, van Huygens en Rembrandt.

Als niets, wat dezen onzen grooten landgenoot betreft, voor het Nederlandsche volk onverschillig mag zijn, gelijk ik ergens las, dan zeker niet datgene, waaraan Grotius zijn naam dankt.

Ziedaar een der redenen, waarom deze bladzijden werden geschreven.

Er is reeds dikwijls en met veel kennis geschreven over de Groot als rechtsgeleerde; wij trachten het nog eens te doen.

Na een korte levensschets van de Groot, volgt een bespreking van zijn "de Jure Belli et Pacis". In dat werk toch zijn de idee?n van Grotius over het recht hoofdzakelijk neergelegd. Bij de uiteenzetting van de Groot's rechts-philosophie, kan een critische waardeering niet achterwege blijven. De enorme positieve kennis echter, ?n van de scholastiek ?n van het neo-sto?cisme, ?n van hun beider invloed op het intellectueel midden, waarin de Groot leefde en waarin hij zich vormde; die kennis, welke vereischt wordt, om hier het laatste woord te kunnen spreken, is niet te verkrijgen in een korten tijd, jaren zijn er voor noodig. Wij erkennen dan ook gaarne in die waardeering niet volledig te zijn.

#Levensschets van Hugo de Groot.#

Jan de Groot, meester der vrije kunsten en philosophie, doctor in de rechten, burgemeester van Delft en curator der sinds 1575 opgerichte universiteit van Leiden, was zijn vader. Zijne moeder was Alida van Overschie, uit het geslacht van Overschie en Adrichem.

"Het is" zegt Nuyens, "niet uitgemaakt of zijne moeder, gelijk duizenden in die dagen, nog niet in stilte gehecht bleef aan de katholieke leer; zeker is het, dat zijn vader, in naam tot de heerschende gezindheid, maar volstrekt niet tot de calvinistische ijveraars behoorde."

Reeds vroeg openbaarden zich de groote talenten van onzen Huig. Men zegt, dat hij al de namen der soldaten van een regiment, die hij toevallig gehoord had, later kon opnoemen. Nog slechts acht jaren oud, schreef hij reeds verzen, onder andere op de verovering van Nijmegen door prins Maurits in 1591. Met zijn twaalfde jaar kwam hij te Leiden aan de universiteit. Geen wonder, dat Daniel Heinsius van hem zingen kon:

Ille dum puer fuit. Vir esse coepit: namque reliqui viri. Tandem fuere, Grotius vir natus est.

Wij kunnen de eerste opvoeding van den genialen knaap voorbijgaan. Volgen wij hem te Leiden, waar hij 3 Aug. 1594 als Stud.-litt. werd ingeschreven aan de hoogeschool.

Hij verbleef er tot 1597 en verdedigde alsdan zijne stellingen in wiskunde, wijsbegeerte en recht. In de wijsbegeerte onder leiding van P. Molinaeus en Antonius Trutus. De professoren, die in die jaren het recht doceerden, waren, behalve zijn oom Corn. de Groot , Jul. a Beyma Th. Sosius, Ever. Bronckhorst Ger. Tuningius Corn. Pynackerus Corn. Swanenburgius .

Wij weten ook, wat zij onderwezen, Romeinsch recht en nog eens Romeinsch recht, gelijk Fockema Andreae zegt. Wij weten, welke werken zij uitgaven. Commentaren op dat zelfde recht.

Met recht mocht Grotius later schrijven "Jus civile, sive Romanorum, sive quod cuique patrium est, aut illustrare comentariis, aut contractum ob oculos ponere, agressi sunt multi: et jus illud, quod inter populos plures ... intercedit ... attigerunt pauci."

Ook de wijsgeerige richting te Leiden mag ons niet onverschillig laten. "Sans doute", zegt Monchamps, "ils ?tudiaient encore Aristote, mais les autres ?crivains philosophes de l'antiquit? leur plaisaient d'avantage. Sans ?tre l'ennemi de la scolastique et d'Aristote comme le pr?tend Bouillier, le premier triumvir de la r?publique des lettres aurait voulu voir r?gner dans les ?coles la philosophie du Portique conjointement avec celle d'Aristote."

Land zegt ons omtrent dit punt: "De wijsbegeerte, die aan de academische jeugd werd voorgezet, was de getemperde scholastiek, die aan de protestantsche scholen van dien tijd aangenomen was.--Van de pogingen der ramisten om tegenover de logica van Aristoteles een minder kunstmatig systeem te zetten, is nauwelijks een spoor overgebleven."

Corn. Pijnackerus bewerkte "Jura et privilegia militum Index ad controversiarium corpus Andr. Fachnachaei, Primord. Juris Justineanei demultia.

Swanenburgensis eindelijk, nunc varios pandectarum titulos interpretatur.; in que eo unus totus est. Alma et illustris acad. Leid. bij Marcks en Colites. Leiden 1674. Zie Fockema Andreae a. w. Snellius en Arminius, die in Zwitserland en Duitschland het ramische hadden onderwezen, veranderden van gevoelen bij hun benoeming te Leiden. Corn. de Groot schijnt naar het platonisme te hebben overgeheld. Nic. van Dam, de Groot's opvolger, was een Aristotelicus, gelijk Alexander de Ratlo , Antonius Trutus en Adr. Damman

Van 1593 tot '98 behandelde Pierre Dumoulin, als buitengewoon hoogleeraar, Aristoteles naar het Grieksch.

Voor zijn godsdienstige opleiding en godsdienstonderwijs had Grotius tot leermeesters Frans Junius en Uitenbogaerdt, toen hofprediker van Maurits. "Bij Johannes Uitenbogaerdt heb ick gewoont eenighe jaren noch seer jongh zijnde, door de goede zorghe, die mijn ouders droegen ten einde ick in de vreze Gods zoude opwassen: Waarom zij mij tot Leijden bij Franciscum Junius ende in den Hage bij den Voorz. Uitenbogaerdt hebben besteld."

Bij Junius woonde Grotius met Scriverius, Baudius en Dani?l Heinsius.

Buiten de genoemden vond Grotius te Leiden nog zijn vriend, den bekenden Jos Scaliger, benevens Luc. Trelcatus, Paulus Merula, Rudolfus Snellius, Carolus Clusius en Bonaventura Vulcanius.

Met de buitenlandsche reis eindigde het studentenleven. Den 13'den Dec. 1599, pas 16 jaar oud, werd hij be?edigd als advocaat bij het hof van Holland en twee dagen daarna bij den Hoogen raad.

Of Grotius uit liefde voor de balie advocaat was geworden? Het schijnt van niet. In een levensschets van Meursius spreekt hij zich openlijk uit.

Hij had zijn tijd liever aan de studie gewijd. Het beroep van advocaat zou hij niet ongaarne verwisseld hebben tegen een professoraat. Maar Jan de Groot dacht anders. Hij wilde zijn jongen door de wereld helpen en met een "litterarisch otium" ging dat niet.

Dat de Groot, niettegenstaande dit alles, een knap advocaat is geweest, blijkt wel hieruit, dat Prins Maurits hem in 1604 als pleitbezorger koos in zijn geding met den Bisschop van het sticht Munster over de heerlijkheden Kloppenburg, Oeite en andere plaatsen, waarvan zich de Bisschop het bezit had aangematigd.

Brandt verhaalt de volgende anecdote uit zijn advocaten tijd: In een pleidooi, waar de Groot stond tegenover een bejaard advocaat, zeide deze hem, te gedenken, dat hij nog jong was en tegen een oud praktizijn sprak. "Dat weet ik wel," was het snedig antwoord, "maar daarom ben ik eerst te rade gegaan bij oude praktizijns, die ik in mijn kantoor heb."

In 1607 verliet de Groot het advocaten beroep en begaf zich in staatsbetrekking als fiscaal van Holland, Zeeland en West-Friesland.

Ook dit ambt beviel hem niet. Wij weten het uit zijn antwoord op Heinsius' gelukwensch.

Zuchtend, zoo zegt Fruin, liet hij zich weer in 't nieuwe gareel spannen en zwoegde er in voort, zeven jaren lang, totdat in 1613, na den dood van Elias van Oldenbarneveld, de stad Rotterdam hem uitnoodigde haar pensionaris te worden.

Intusschen was Grotius in 1609 in den echt getreden met Maria van Reigersberg, dochter uit een der eerste famili?n van Zeeland, in wie, gelijk Nuyens zegt, hij eene echtgenoote vond, zulk een man waardig; een vrouw van practischen zin, krachtigen geest en onbezweken moed, die haren echtgenoot bewonderde, beminde en laten wij het zeggen, wel wat onder de pantoffel hield.

Evenmin als zijn advocaat-en fiscaalschap, kon hem de gewichtige, eervolle en invloedrijke betrekking van pensionaris voldoen.

Hij schrijft het aan Pontanus, hoogleeraar te Harderwijk.

Onverwacht zou de oplossing komen en Grotius de gelegenheid vinden zich naar hartelust te wijden aan wetenschap en letteren.

In 1618 werden de hoofden der staatsgezinde partij, Oldenbarneveld, de Groot en Hoogerbeets, de pensionaris van Leiden, gevangen genomen. Wij weten de rest en hoe Grotius 18 Mei 1619 veroordeeld werd tot levenslange gevangenisstraf en verbeurdverklaring van al zijn goederen. Al heeft Grotius dikwerf geklaagd over weinig tijd in zijn bedrijvig leven, zijn lettervruchten uit die dagen, , toonen, dat hij den tijd tot dogmatiseeren toch wist te vinden.

In de gevangenis te Loevestein vond Grotius troost bij zijn boeken. Hij kon er werken, zooveel hij wilde. Hij deed het inderdaad: men zie slechts in de voorrede van zijn "Dicta Po?tarum, quae apud Stobaeum exstant", de breede lijst geschriften, welke hij in den kerker vervaardigde. Het beroemde "Inleidinge tot de Hollandsche rechtsgeleerdheijt", eerst later in 1631 uitgegeven, dagteekent insgelijks uit die dagen.

Grotius verbleef te Loevestein "een jaar ende thien maanden" tot hem de welberaamde list van zijn vrouw redde.

De trouwe dienstmaagd, Elsje van Houweninghe, bezorgde een boekenkist "met kostbaren schat" ten huize van juffrouw Daetselaer in Gorinchem.

Die kostbare schat was Huig de Groot.

Over Waalwijk, waar veel remonstranten waren, vluchtte hij naar Antwerpen. Na een kort oponthoud bij Nicol. Grevinchovius ging hij naar Parijs, waar de groote man met goedheid werd ontvangen.

Het gewichtigste feit uit zijn elfjarig verblijf in Frankrijk is wel, dat hij toen zijn beroemd "de Jure Belli et Pacis" schreef.

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme