Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Eline Vere: Een Haagsche roman by Couperus Louis

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1207 lines and 44260 words, and 25 pages

ten derde male, tot laat in den nacht toe. Het was een rage: er was geen spreken tegen, en hoewel mevrouw Van Erlevoort hem bezorgd opnam en klaagde, dat hij bleek werd, liet hij zich niet van zijn stuk brengen en werkte hij door.

Op zekeren dag kreeg Etienne een brief van Paul, waarin deze hem mededeelde, dat hij hem wellicht spoedig met een bezoek zou komen vereeren. Daarna wilde Paul gaan reizen, in Duitschland of Itali?. Etienne vertelde van den brief en Th?odore bromde en beweerde, dat Paul hem nu zeker van zijn studies zou afhouden en hem wellicht zou meetroonen op reis, maar mevrouw Van Erlevoort was daarentegen zeer verheugd en meende, dat Pauls komst een goede afleiding zou zijn. Heusch, de jongen werkte nu te veel, hij zou ziek worden van dat eeuwige geblok.

Fr?d?rique had met een glanzenden glimlach Etienne's aankondiging gehoord en gezwegen. Den dag van Pauls komst zag zij met dien zelfden glimlach in den spiegel, rozig van gezondheid. Met hare bruine oogen vol donker getintel, als van zwarte edelsteenen, met haar zwaar donkerbruin haar, dat zijdeachtig kroesde op de melkblankheid van heur nek, trof het haarzelve, hoe mooi ze in haar eenvoudig roze katoentje was, krachtig van gestalte, groot en vol als van eene koningin, die steeds vriendelijk glimlachte, omdat zij gelukkig was, zoo gelukkig!

Was dat omdat de zon scheen in de edelsteenen van hare oogen en op het perzikdons harer wangen? Of was het omdat hij, aan wien ze steeds dacht, zou komen? Zij vergat bij den aanblik dier schoonheid haar fieren trots, zij vergat, dat zij Paul anders wenschte dan hij was; alles jubelde in haar op, als met een stroom van hartstocht, dien zij niet meer kon beteugelen, daar hij bruisend opgolfde in hare ziel met krachtige, breede golven. Zij stormden op, die golven, en zij liet zich er door wiegelen, zij streed niet met ze, zalig dat zij zoo zwak was....

Hij kwam en toen zij hem de hand drukte, scheen het haar dat zij hem nooit te voren gezien had. Wat was hij flink gebouwd, en wat zag hij er knap uit met zijne vroolijke, blauwgrijze oogen, zijn dikke snor en zijne mooie, witte tanden! Wat lachte hij prettig, vol en luid, als schaamde hij zich niet voor zijn lach! Zij lachte terug, zij schertste eveneens, en zij bespeurde, hoe hij haar aanzag met een geheel anderen blik, dan met dien van overmoedige onbeschaamdheid waarmede hij Fran?oise en Ange en L?onie aanzag! Er lag een vertrouwelijke zachtheid in dien blik, evenals in zijne stem, waarin hij tegenover haar geen cynischen klank en geen flirteerende brutaalheid legde.

Was het de landelijke lucht van de Horze, die hem zoo innemend deed zijn, zoo eenvoudig en hartelijk? Th?odore, ten minste, beviel hij zoo goed in zijn gezonden, opgeruimden levenslust, dat zijn gastheer hem uitnoodigde eenige dagen bij hen te blijven, op voorwaarde, dat hij Etienne niet van zijn wetboeken afhield. Paul beloofde dit ernstig en nam dankbaar de uitnoodiging aan. En het trof Fr?d?rique, hoe ieder, terwijl hij voortpraatte, naar hem opzag en luisterde, nu zij des avonds in de open verandah zaten en lichten meiwijn dronken. Hij was toch niet zoo wuft en ijdel, als zij gedacht had en zij... ze hield wel van hem; ze mocht hem ten minste heel graag....

De lucht was helder en vol sterren en zij lieten zich in het bootje op den vijver drijven, terwijl Paul en Arnold van Stralenburg de riemen hielden, Marianne en Etienne gekheid maakten en Freddy stuurde. Zij neuriede een liedje, dat zacht over het water heenklonk, in de violette klaarte van den lichten avond, maar Paul overdekte eensklaps haar murmelende stem met eenige frazes uit het Italiaansche duet, dat hij vroeger met Eline placht te zingen:

"Ah! Viens, la nuit est belle! Viens, le ciel est d'azur!"

en zij was gelukkig zoo overzongen te worden door hem.

Het was alles eenvoudig en bekend: het lied, dat hij zong, de vijver waarover zij gleden, mama, Mathilde, Suzanne en Th?odore in de verlichte verandah, de donkere groene massa's van het park en het tintelende gewelf van starren daarboven, maar toch werd het haar, alsof zij de po?zie hiervan nooit had gezien, en toen hij zijn barcarolle eindigde met een zacht uitgesponnen, hooge ut in falset scheen het haar, als geurden er jasmijnen en zongen er nachtegalen om haar heen, als klonk er een zilveren trilling in haar hart.

Hoe zou hij zich tegenover Marianne gedragen, dacht ze? Marianne had een aardig dwepend gezichtje en een beetje nuffige, coquette gebaren. Maar hij scheen er niet om te denken Marianne het hof te maken, en het verwonderde haar bijna in hem, groote kapel die hij was.

Toch was zij na dien eersten dag, dat zij hem teruggezien had, weder zichzelve geworden. Zij was, meende zij, te toegevend geweest; zij zag hem, zooals zij hem gaarne wilde zien, misschien ook zooals hij, in een vlaag van innemenden eenvoud, nu waarlijk was; maar was zij dan vergeten, hoe zij hem steeds vroeger gezien had in Den Haag, behaagziek tegen al die meisjes, onachtzaam voor zijn moeder, verloren in de valsche vriendschap zijner kennissen, die zich steeds door hem lieten onthalen en die hem als met een gevolg van tafelschuimers omgaven? Was hij dan als door een tooverslag niet meer wuft en ijdel, ego?st en zwak?

Misschien wel; in allen geval scheen hij nu, ver van die meisjes, van zijn moeder, van zijn kennissen, beter. En zij beloofde zich hem geen verwijtingen te doen, omdat hij haar dan zeker zou beginnen te haten. Maar zij moest bij zichzelve glimlachen om die gelofte, want hij maakte haar die tegenwoordig wel gemakkelijk! Er viel hem niets te verwijten, voor het oogenblik.

Het had een paar dagen geregend en de ochtend was nu frisch en de lucht als gewasschen in stroomen water. Klaas had de twee rijpaarden gezadeld, den vos met een heeren-, den bles met een dameszadel. Paul zag de zadels na en Freddy kwam uit de verandah, den sleep harer amazone op den arm, een hoog heerenhoedje met witte voile op het hoofd. Zij knoopte heur handschoenen dicht en glimlachte.

--In orde! sprak Paul en keerde zich tot haar.

Hij hielp Freddy opstijgen, terwijl zij heur voet op zijne hand zette en uitgelaten klopte zij den bles op den glanzenden hals. Ook Paul zat op en Klaas zag hen met genoegen langzaam wegrijden. Hij vond hen een flink paar, beiden gezond en sterk, met vroolijkheid in de oogen en kleur op de wangen. De freule zat als een kaars zoo recht en vast in den za?l en de jonker scheen hem een pootige baas. Hij hield van pootige menschen.

Paul en Freddy reden het breede heerenhuis om en zij schertsten met luide stem.

--H?! Waar gaan jullie zoo naar toe? riep een stem van boven.

Zij zagen op en bespeurden Etienne, zonder jas en vest, met verwarde haren. Freddy schaterde om zijn verwilderd uitzicht.

--Waar gaan jullie naar toe, met je beidjes? herhaalde Etienne, in zijn inquizitoriale stem een tintje van jaloezie.

--Dat weten we niet! We hebben geen doel....

--Waarom gaat Marianne niet mee?

--Marianne wilde liever "Ein Gebet" van Carmen Sylva nog eens overlezen. Vertrouw je ons niet met elka?r?

--Jawel, maar konden jullie geen anderen weg nemen, dan onder mijn venster?

--We dachten geen oogenblik aan je! riep Paul onme?doogend.

--Natuurlijk! antwoordde Etienne woedend. Jullie denken alleen aan jezelve en jullie gaan rossen, terwijl ik me hier doodblok. Ik, ik wensch je een heelen boel slechts toe!

Freddy en Paul lachten luid.

--Merci bien, allerchristelijkste bro?r! riep Freddy en wuifde hem met hare karwats toe. Ik hoop je vanmiddag in een zachter humeur terug te zien. Adieu!

--Veel plezier! Adieu! herhaalde Paul en Etienne verdween in de kamer, terwijl zij beiden, steeds vroolijk om zijne ergernis, verder stapvoets reden, de lange eikenlaan in, die naar de open weg leidde. Daar zetten zij de paarden tot een draf aan. De zon gloeide van omhoog ne?r en verguldde de haver en de rogge aan beide zijden van den weg.

--Laten we met een omweg door de dennenboschen naar den Witten Kuil gaan, wil je, Paul? vroeg Freddy.

--Goed, antwoordde Paul.

Zij sloegen het blonde bouwland om en gingen langzaam langs de boerderij, die in de schaduw der kastanjes lag. De hofhonden, vast aan den ketting, herkenden hen en sprongen vroolijk blaffend op, rammelend met hun kluister, en de boerin verscheen in de open deur met een groet. Achter de woning en haar stallen werd de schaduw reeds dicht en zij reden, verademend van de schroeiende hitte der zon, onder de pijnboomen den heuvelachtigen weg op, glad van naalden. Hun, van glans vermoeide, blikken, verkoelden zich als in een bad van lommer, dat van het sombergroene loof ne?rzeeg.

Het was de eerste maal, dat Freddy, sedert den tijd, dien Paul nu op de Horze vertoefd had, met hem alleen was en het werd haar, of zij zich tegenover hem in een nieuwen toestand bevond, een toestand, waarin zij zich vroeger met hem nooit bevonden had, en toch, hoe vaak hadden zij niet in vorige zomers met elka?r paardgereden, hoe vaak waren zij niet met elka?r alleen geweest, zelfs in vertrouwelijke gesprekken! Waarom dorst zij dan nu bijna niet tot hem opzien, als vreesde zij iets in zijne blikken te lezen, dat haar zou doen ontstellen....

Zij verzamelde heur moed; zij zag hem, terwijl hij voortkoutte, vol aan; zij wilde zich niet laten medesleepen door hare neiging vol weekheid en zwakheid. Zij wilde hem laten blijken, hoe ze nog hetzelfde meisje van vroeger was, dat hem de waarheid dorst zeggen. Zonder noodzakelijke reden zou zij hem niet lastig vallen met hare verwijtingen, maar vrees voor de flitsen van zijn blauwgrijze oogen.... dat nooit!

En haar volle blik had iets uittartends bij die gedachte. Maar waarom tartte zij hem uit? Hij was nu nog satyrisch-voor-den-gekhoudend, noch pedant, hij praatte zelfs met een ongewone zachtheid over menschen, waarover zij hem vroeger heel anders had hooren spreken.

--Die Georges en Lili! zeide hij en er klonk bij het uitspreken dier twee namen zoo iets vriendelijks in zijn stem, dat het haar verbaasde. Het is bepaald aardig ze met elka?r te zien! Ze vergeten de lui om hen heen geheel en al en ze gelooven vast, dat de wereld alleen voor hen bestaat, dat zij met hun beidjes het middelpunt zijn, waarom het heelal draait. En dat zonder de minste verwaandheid, o neen, met de grootste na?veteit! Als je hun vertelde, dat er nog andere menschen waren, die van elka?r hielden en met elka?r gelukkig waren, zouden ze ongeloovig hun hoofd schudden. Zij zijn Adam en Eva en met hen begint alles.

Fr?d?rique lachte zacht, vreemd ontroerd door zijne woorden.

--Ik vind ze heel aardig met elka?r, vervolgde Paul; hoewel je me moet toegeven, dat ze eigenlijk oppervlakkige menschjes zijn. Bij geen van beiden zit veel. Georges is een goede verstandige jongen, daarme? is alles gezegd....

--Goed en verstandig, dat is toch al veel! sprak ze nadenkend.

--Ja, maar ik meen, Georges heeft nooit in zichzelve met iets een strijd gevoerd. Zijn leven is tot nu toe een vlak paadje geweest en zoo zal het wel altijd blijven.

--Maar heb jij dan zooveel in jezelven gestreden? vroeg zij met iets als scherts.

--Meer dan Georges! merkte hij op. Ik dacht, dat ik een artist was en ik heb gemerkt dat ik me vergiste. Voor je je bij zoo een vergissing ne?rlegt, strijdt je wel eens met jezelven, begrijp je dat niet?

--Zeker. En ook dat je energie in zoo een strijd het onderspit moet delven....

Hare opmerking klonk wat hatelijk en zij had er dadelijk berouw over. Wat behoefde zij artistieke eerzucht in hem op te wekken, als hij genialiteit miste? Maar hij scheen niet vernomen te hebben wat zij geantwoord had, want hij voer voort:

--Weet je wat ik zoo vreemd vind, nu ik daarover nadenk? Georges en Lili kenden elkander betrekkelijk kort en ze hebben al heel gauw gevoeld, dat ze voor elkander in den wieg waren gelegd. Terwijl je soms dikwijls bij andere menschen vindt, dat ze elka?r heel lang kennen zonder dat in te zien, tot er in eens een licht voor hen opgaat....

Zij voelde heur hart sneller kloppen bij zijne woorden, terwijl het bloed naar hare wangen steeg. Zij boog heur blozend hoofdje en scheen zeer bezig te zijn, met de karwats lichte tikjes te geven op den sleep harer amazone.

--Vindt jij ook niet? vroeg hij.

--Ik.... ik weet niet! stamelde zij. Ik heb daar nooit zoo over nagedacht.

Hij zweeg, en zij zwegen beiden een oogenblik.

--Het is hier benauwd onder de boomen, murmelde zij eindelijk met eene matte stem en zachtkens knippende oogleden. Ik kan hier bijna niet adem halen! Laten we.... laten we dit zijpad ingaan, dan komen we op den grooten weg en dan galoppeeren we heerlijk naar den Witten Kuil....

Zij gevoelde zich zeer vreemd; haar die nooit last van de warmte had, werd het eensklaps of zij in onmacht zou zinken, het schemerde voor hare oogen en de teugels sidderden in hare vingers. Het spannende corsage der amazone was haar een harnas, dat klemde....

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme