Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Een feudale familie in Egypte De Aarde en haar Volken 1907 by Am Lineau E Emile

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 60 lines and 10227 words, and 2 pages

Als het uur voor het middagmaal was aangebroken en alles gereed was, stond Abd el Sjahid bedaard op, groette zijn bezoekers met de hand en begaf zich naar de eetzaal; terwijl de lieden die van verre gekomen waren, den terugweg weer aanvaardden of aan hunne bezigheden gingen.

Na den maaltijd nam hij opnieuw plaats op den divan; thans als vrederechter van het geheele district, dat hem toebehoorde. Dan kwamen er fellahs, die hem groetten, daarna de trap afdaalden en op straat gingen staan met hun langen stok in de hand, 't geen beteekende, dat zij hun meester iets hadden te zeggen. Deze riep hen dan bij hun naam; want hij kende ieder persoonlijk. Dan kwam er leven in die standbeelden met kleine schitterende oogjes en langen, verwarden baard; luide stemmen voerden een levendige woordenwisseling, op steeds hoogeren toon, naarmate hun smeekingen en klachten vuriger en dringender werden.

Dan kwam de rechter tusschenbeide; maakte zich soms ook driftig en schreeuwde dan even hard als de fellahs zelf; maar als hij bemerkte, dat hij zijn bedaardheid verloor, werd hij weer kalm, en sprak in een paar korte zinnen zijn oordeel over de zaak uit; een vonnis, waaraan de fellahs zich zonder eenige tegenspraak onderwierpen en dat hun de hoogste rechtvaardigheid scheen. Al was het dikwijls slechts een middenweg, om beide partijen te bevredigen, hun heer had het uitgesproken, en hun plicht, zoowel als hun belang, bracht mede, hem gewillig te gehoorzamen. Na het uitspreken van zulk een vonnis placht hij mij dan aan te zien, als ik in zijn nabijheid was, en te zeggen: "Wat zijn ze toch dom en koppig! Echte rakkers!" en dadelijk wendde hij zich weer tot de volgende cli?nten.

Soms, maar slechts in enkele gevallen, trad hij als strafrechter op en tuchtigde de dieven met eigen hand. Eens, toen hij uit de fabriek kwam, zag hij een man, die zonder daartoe vergunning te hebben gevraagd, uit het veld kwam met een grooten bos uien. Abd el Sjahid liet hem roepen en de man kwam terstond aanloopen. "Van wie zijn die uien?" "Van u." "Hoe komt gij er dan aan?" "Ik heb ze in uw veld gestolen." "En dat is niet de eerste keer!" Met die woorden stond hij op in het rijtuig, waarin ik met hem was gezeten, en gaf den man een klinkenden klap op de wang, met veel meer kracht, dan waartoe ik hem in staat achtte. De man zag den slag aankomen, maar bleef onbewegelijk staan en toen hij zijn straf had ontvangen, zeide hij: "Ik heb het verdiend", en ging heen. De fellah beschouwt een verdiende straf als iets, dat men zonder klacht moet verdragen en vindt het kinderachtig, deze uit den weg te gaan. De dief wist zeker wel bij ondervinding, dat hij er niet zoo goed zou zijn afgekomen met de wachters of opzichters, want die zouden hem een flink pak stokslagen hebben gegeven, tenzij hij zijn buit met hen had gedeeld, en nu kwam hij vrij met een lichte straf en had ook nog iets te eten; bovendien gevoelde hij zich vereerd door deze tuchtiging, daar de hand van een bey zich had verwaardigd zijn aangezicht aan te raken. Deze snelle rechtspleging gaf zijn meester aanleiding, met mij te spreken over de vele moeilijkheden, aan zijn hooge positie en zijn rijkdom verbonden; hij vertelde mij van de talrijke, machtige en behendige, of liever sluwe vijanden, die zijn familie strikken spanden; van alle kanten was hij in processen gewikkeld, daar men hem het bezit van zijn eigendom betwistte; de overheid, die hem schijnbaar goed gezind was, zette in stilte de Mohammedanen aan om hem zooveel mogelijk lastig te vallen,--en dit alles vertelde hij mij op vroolijken, luchtigen toon, terwijl hij lachte en groette naar alle zijden. De Oosterling is nu eenmaal niet bij machte, de toekomst donker in te zien. Hij weet, dat iedere dag genoeg heeft aan zijn eigen kwaad en dat de mensch niet kan weten "wat morgen brengen zal".

Ik bewonderde hem, en dacht dat het zeker aan ons kil klimaat zonder zon is te wijten, dat daar zulke sombere gedachten worden gekoesterd en de vrees voor de toekomst het tegenwoordige vergalt.

Hij is in de kracht van zijn leven gestorven; nauwelijks vijftig jaren oud. Toen ik hem verliet, genoot hij nog schijnbaar eene goede gezondheid en beraamde toekomstplannen, die voor zijn omgeving werkelijk grootsch mochten heeten. Hij was voornemens naar Europa te gaan en sprak af, mij in Parijs te ontmoeten. Eenige maanden na mijn vertrek uit Egypte voelde hij zich ongesteld, en besloot te Vichy de baden te gaan gebruiken voor zijne geschokte gezondheid. Eerst kwam de onverwachte dood van een zijner broeders tusschenbeide, maar toch ging hij dadelijk daarna naar Alexandri?, met het plan zich naar Frankrijk te begeven, het oord, waar hij zijn krachten en zijn levenslust hoopte te herwinnen. Een paar dagen voor hij zich zou inschepen, had hij eenige vrienden bij zich ten eten gevraagd in Ramleh, bij Alexandri?. Hij was gedurende den maaltijd opgeruimd, en ging vrij vroeg ter rust. Den volgenden morgen vond men hem dood in zijn bed. Dat plotselinge sterfgeval deed lieden, die niets aan eene natuurlijke oorzaak kunnen toeschrijven in een land, waar zulke zonderlinge drama's zich hebben afgespeeld, vermoeden, dat hier vergif in het spel was geweest. Zijn overlijden was echter eenvoudig het gevolg van een kwaal, waaraan hij reeds eenige jaren had geleden, en waarover hij dikwijls klaagde, zonder zich echter daarom te ontzien. Het bericht trof zijne familie als een donderslag en het geheele land droeg rouw over hem. Men bracht het lijk naar Balian?, volgens het egyptisch gebruik, ook bij de Chineezen in zwang. Van Balian? werden zijn stoffelijke overblijfselen vervoerd naar Sjeikh-Marzoek, onder een grooten toeloop van belangstellenden; al de dienaren der familie, ieder, wien hij vriendelijkheid had bewezen, en ook zij, die hem enkel uit de verte kenden, wilden hem de laatste eer bewijzen, en hem groeten bij zijn dood, zooals zij hem zoo dikwijls bij zijn leven hadden gegroet. Het was een prachtige begrafenis, met een plechtig geleide, tal van rouwdragenden en blijken van oprechte droefheid zoowel als gehuicheld smartvertoon; doch waartoe dit alles? Hij daalde neer in de graftombe van zijn vader, waar reeds drie zijner broeders hem waren voorgegaan.

De achterblijvenden mochten wel zeggen na die laatste plechtigheid, als eertijds de monniken van Sjenoedi, aan wie een kapel in de kerk van Sjeikh-Marzoek is gewijd: "Waarlijk, de zuil, die ons huis schraagde, is gevallen. Hij is voor altoos heengegaan, wiens sterke schouders het gebouw van onzen rijkdom vermochten te dragen, wiens leven gekroond was door een glorie, waarin wij deelden. Hij is voor altoos verdwenen, en niemand keert ooit terug uit het land, waar hij is heengegaan".

De vreemdelingen verspreidden zich; zijn dienaren keerden tot hun dienstbaarheid terug, en niets bleef over dan de diepe smart zijner verwanten. Hij liet geen kinderen na. Zijn huwelijk was kinderloos gebleven, wat in Egypte als de grootste aller rampen wordt beschouwd. Gelukkig dat zijn neven, voor wie hij een groote genegenheid koesterde en die hij geheel op de hoogte had gebracht van zijn zaken, het beheer der suikerfabriek en de uitgebreide landbouwwerkzaamheden, zijn taak van hem konden overnemen. Men spande alle krachten in, om de groote leegte aan te vullen, door zijn dood veroorzaakt, en elk lid der familie kreeg zijn scherp afgebakende taak te volvoeren.

Eenige dagen na de begrafenis, toen de grootste drukte was afgeloopen en slechts de herinnering aan zijn plechtige uitvaart den nijd der kwaadwilligen kon opwekken, had in Balian? een ongepaste betooging plaats. Het laagste gespuis, opgehitst door lieden, die zich op den achtergrond hielden, vergaderde op een klein plein in de nabijheid van het huis, dat de overledene had laten bouwen en bij zijn leven had bewoond. Daar gaven zij hun blijdschap lucht door het zingen van liederen, die in maar al te duidelijke bewoordingen verklaarden, dat de tijd van voorspoed thans voor goed voorbij was en dat armoede en verval de familie Botros wachtte.

De toekomst alleen zal ons leeren, of de fortuin den "Battarsi" ook verder haar gunst zal blijven schenken.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Back to top Use Dark Theme