|
Read Ebook: De Ziekte der Verbeelding by Conscience Hendrik
Font size: Background color: Text color: Add to tbrJar First Page Next Page Prev PageEbook has 669 lines and 27522 words, and 14 pages"Wat zou ik gehoord hebben, vermits gij het hebt gedroomd?" "Maar indien het eens eene verwittiging was?" "Laat mij gerust," knorde de vrouw. "Gij breekt u des nachts het hoofd, om mij des daags te kunnen verschrikken. Ik moet werken, het huis opschikken, de koe verzorgen en aan het ontbijt van mijnheer Willem denken." "Geve God, dat hij uw ontbijt nog noodig hebbe," zuchtte Jakob. "Babbel zooveel gij wilt, ik luister niet meer naar uwe kinderachtigheden," zeide de vrouw, terwijl zij eenen emmer greep en zich naar den stal begaf. Jakob bleef nadenkend op de achterdeur staren en schudde met ontevredenheid het hoofd. Na lang wachten keerde hij zich om, ging met tragen stap in den hof, naderde allengs tot het achtergedeelte van het kasteel en bleef daar, met de armen op de borst gekruist, in de hoogte zien naar een gesloten venster. Eene wijl mompelde hij in zich zelven, schudde het hoofd en maakte stille gebaren, maar, als nam hij een plotselijk besluit, hij verliet deze plaats, greep onderweg eene spade en ging in eene soort van moeshof, waar hij een afgemaaid klaverbed begon om te spitten. Het was zichtbaar, dat hij onder den arbeid evenzeer vervolgd bleef door aanjagende en kommervolle gepeinzen, want niet zelden onderbrak hij zijn werk, om van verre tot het gesloten venster op te zien, en dan ontsnapte hem telkens een gemor van ongeduld of van angst. Zijne ongerustheid werd grooter en grooter, en toen hij ongeveer gedurende een uur zijn werk met vele onderbrekingen had voortgezet, plantte hij zijne spade in den grond en zeide: "Neen, ik kan het niet meer uithouden! Reeds sedert drie uren is de zon aan den hemel--en nog niet opgestaan? Het is niet natuurlijk. Was mijn droom eene waarschuwing? De vrees, de twijfel doet mij vergaan. Hij heeft mij verboden hem te wekken, maar is mijne komst hem bij geval onaangenaam, wat beteekent het in vergelijking van de benauwdheid, die ik doorsta? En daarenboven met eens op de teenen naar boven te gaan, zal ik hem niet wekken, indien hij waarlijk slaapt. Het is gelijk, dit gewicht moet mij van het hart!" Terwijl hij deze woorden sprak, had hij den moestuin verlaten en naderde nu het achterdeel van het kasteel. Hij opende de deur zeer langzaam, opdat ze, draaiende, niet op hare hengsels zou knarsen, en stapte met looze treden in den gang. Aan den voet van de trap bleef hij eensklaps staan, hief zijne handen omhoog, deinsde verbleekend terug en morde huiverend: "Hemel! het riekt hier naar de solfer! Zou er een ijselijk ongeluk geschied zijn? Mijn droom? Vluchten wij!" Maar waarschijnlijk twijfelde hij zelf aan den waren aard van den reuk, dien hij meende gewaar te worden, want na eene wijl naderde hij de trap en klom voet voor voet naar boven. Hij bemerkte tot zijnen grooten schrik, dat de deur der kamer gansch openstond. Dit gezicht gaf hem een akelig voorgevoel, en het was met kloppend hart en aarzelend, dat hij binnen de kamer sloop. Daar ontvloog hem een schreeuw, hij sprong, bleek als een doode, terug tot tegen den muur, en waggelde op zijne beenen van verschriktheid. Het bed was ledig en het deksel lag half ten gronde, als hadde men den slapende met geweld van zijne rustplaats weggerukt. Zoohaast de arme hovenier den adem en het bewustzijn terugkreeg, sprong hij huilend ter kamer uit, viel schier van al de trappen, vluchtte door den hof en liep in zijn huis, waar hij zich op eenen stoel liet zakken en kermend uitriep: "Peternelle, Peternelle, water en azijn: laaf mij, of ik val van mij zelven! Eilaas! eilaas, men wil mij niet gelooven, daar hebt gij het nu! Die ongelukkige, die arme Willem! Hadde hij nooit den voet op dit vermaledijd kasteel gezet! Zulk einde en nog zoo jong!" "Water en azijn? Wat is er gebeurd? Hebt gij weder iets uitgevonden om mij vervaard te maken?" vroeg de vrouw verbleekend. "Neen, neen, Peternelle, ditmaal is het ernstig waar," antwoordde Jakob. "Is mijnheer Reimond overleden? Eilaas, het moest er toch eens van komen. God zij zijne arme ziel genadig!" zuchtte de vrouw, haar voorschoot aan de oogen brengende. "Veel erger, veel erger, Peternelle! Laat mij adem scheppen, laat mij een beetje bekomen. Houd u sterk, vrouw lief. Het is om daar neder te vallen en nooit meer op te staan." "Welnu, indien onzen meester niets overkomen is, wat nieuw inbeeldsel ontstelt er dan uwe zinnen?" "Zwijg, spreek zoo niet, Peternelle. Uwe ongeloovigheid zou u een ongeluk over het hoofd kunnen halen. Peternelle, ik ben gaan zien naar de kamer.... naar de kamer van Willem, en--God beware ons!--het bed is ledig!" "Het bed is ledig?" morde de vrouw. "Dit is zonderling en verwonderlijk, inderdaad." "Niet waar? Die arme jongen! Het deksel lag verward, en men kon zien, dat er een schrikkelijk geweld.... O, hemel, mijn droom van dezen nacht was dus waarheid!" "Lagen de kleederen van Willem in de kamer?" vroeg Peternelle, die geweld deed om tegen de verschriktheid te worstelen. De hovenier wreef zich het voorhoofd als om zijn geheugen op te klaren. "Zijne kleederen?" herhaalde hij. "Neen, die heb ik niet bemerkt." "Gij ziet wel, Jakob, dat gij u alweder door uwe verbeelding laat verleiden en mij nutteloos den dood op het lijf jaagt?" "Hoe dat?" "Wel, begrijpt gij niet, sukkelaar, dat, indien mijnheer Willem in zijnen slaap door Gods vijand ware verrast geworden, zijne kleederen toch in de kamer zouden gebleven zijn?" "Dit is niet zeker, Peternelle. Ik weet eene geschiedenis van eenen smid, die zijne ziel aan den zwarten man had verkocht en toen Lucifer kwam om hem te halen, gaf hij hem den tijd om zich eerst te wasschen en op te kleeden." "Kindervertelsel! Het was zeer vroeg, toen mijnheer Willem gisteren te bed ging. Hij zal zijne kamer verlaten hebben, om eene morgenwandeling te doen. Misschien is hij buiten het kasteel en in het bosch. In stede van hier te blijven beven, ga, zoek naar mijnheer Willem, gij zult hem vinden en van uwe ijdele benauwdheid verlost worden." "Gij meent het, Peternelle? O, mocht gij u niet bedriegen! Ik ga, ik loop, ik zal het gansche kasteel en zijne omstreken doorzoeken, en roepen en schreeuwen.... maar, eilaas, ik vrees, dat het er weinig zal aan helpen. Arme jongen, arme jongen!" En het hoofd met moedeloosheid schuddende, liep hij de deur uit. De vrouw hernam haar huiswerk en schonk de koffie op, zij legde eenige eieren in een keteltje met ziedend water, en spreidde een ammelaken over de tafel. Alhoewel zij zich sterkmoedig had getoond in het bestrijden der bijgeloovigheid van haren man, was zij evenwel niet zonder eenige ongerustheid. Zij had een kruis gemaakt en prevelde een stil gebed tusschen het gaan en keeren, om haren arbeid te verrichten. "God zij geloofd, daar is mijnheer Willem!" riep zij eensklaps uit, den jongeling vroolijk toelachende. "Goeden dag, Peternelle," zeide Willem. "Hoe verblijdt u mijne komst! Gij ziet er bekommerd en angstig uit?" "Zit neder, mijnheer. Hebt gij wel geslapen?" "Zeer wel, uiterst wel; ik was ook zoo vermoeid." "En gij hebt niets gezien? Niets?" "Wat zou ik gezien hebben, mijne lieve Peternelle?" "Ach, mijn man heeft mij vervaard gemaakt, hij is naar uwe kamer gegaan, heeft het bed ledig gevonden en meende, dat u een schrikkelijk ongeluk moest overkomen zijn." De jongeling haalde medelijdend de schouders op. "Waar is Jakob?" vroeg hij. "Hij is naar u gaan zoeken, op het kasteel, in de velden, in het bosch. Hij zal mij nog van benauwdheid doen sterven met zijne dwaasheden. Daar is uw ontbijt, mijnheer, denk niet meer aan onze gekke vrees." De jongeling begon de koffie te nuttigen en at langzaam het brood en de eieren, die hem waren voorgezet. Zijn geest moest insgelijks door droeve overweging beneveld zijn, want hij onderbrak soms zijn ontbijt, zuchtte en schudde het hoofd met mismoed. Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page |
Terms of Use Stock Market News! © gutenberg.org.in2025 All Rights reserved.