Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Fortuna: Een Roman uit het Noorsch (Voortzetting van Vergif) by Kielland Alexander Lange Meijboom Margaretha Translator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1610 lines and 54824 words, and 33 pages

"Och kom!--die tijd, die zorg. Ze moeten maar tegen een beetje zon kunnen," zei Abraham; "maar zie nu eens hier. Dit is nog 't mooiste van alles--'t naaitafeltje van mijn moeder. Dat is jaren geleden hierheen gekomen uit Japan met een van de schippers van Grootvader Knorr."

"Dat kan men wel zien."

"Wat bedoel je?--Clara!"

"Maar lieve hemel!--Kijk nu eens, al dat goud en die gekke figuren; 't is heelemaal niet smaakvol."

"Neen hoor eens! nu heb je 't toch waarachtig mis, Clara! Kijk eens naar den jager hier op den deksel, met de valk op de hand en die ingelegde figuren van goud!--'t Is een prachtstuk--moet je weten--dat naar het oordeel van kenners een eerste plaats in een museum verdient."

"Ja, maar ik wil geen museum hebben."

"Maar je moet toch kunnen begrijpen..."

"Ja, ik kan me zoo best begrijpen, dat jij verrukt bent over dat oude meubel, omdat het van je moeder was, waar je immers zooveel van hieldt. Maar je moet toch toegeven, dat je zooiets nu niet meer gebruikt."

Hij antwoordde niet, maar sloot het tafeltje.

"Neen--weet je wat het mooiste is wat ik hier in huis gezien heb?"--vroeg Clara, terwijl ze voor den spiegel stond en haar haren in orde bracht.

"Jij zelf waarschijnlijk."

"H?, wat ben jij onaardig?"--er kwam dadelijk een strammen trek om haar mond.

"Neen, neen," riep hij lachend; "dat kwam me maar zoo op de lippen, toen ik je in den spiegel zag, want jij bent wezenlijk het mooiste en liefste wat er in 't heele huis is"--en met veel dergelijke woorden en kussen werd ze eindelijk tevreden gesteld en ging voort:

"Het mooiste, wat ik tot nu toe gezien heb is werkelijk je vader."

"Ja, niet waar!" riep Abraham verheugd. "Is dat niet een indrukwekkende figuur?"

"Hij heeft werkelijk iets gedistingueerds. Hij is een man, die men zelfs in de stad opmerken zou."

"Ja, dat wil ik zoowaar wel gelooven," zei Abraham en glimlachte wat uit de hoogte. Zij dacht dadelijk, dat hij aan haar kleinen uitgedroogden vader dacht, en voegde er bij:

"Jij lijkt zeker 't meest op je moeder, Abraham."

"Moet dat een kleine... steek verbeelden?"

"Een steek?--maar mijn hemel, hoe kom je er bij?--je moeder, waar je immers zoo veel van hieldt!"

"Ja zeker--'t klonk alleen maar zoo wonderlijk, nadat je pas Vader zoo sterk geprezen hadt."

"Hoor eens Abraham, je ben werkelijk irriteerend met je achterdocht--"

"Ik achterdochtig!--maar lieve kind, hoe kun je nu beweren..."

"Ja, dat ben je; je ben vreeselijk achterdochtig, je meent altijd, dat achter de onschuldigste woorden..."

"Gekheid! laat ons nu niet onzen intocht in huis houden met onzin en misverstand; komm Cl?rchen, zu Bett!"--en hij sloeg vroolijk den arm om haar middel en droeg haar half naar de slaapkamer; maar ze spartelde tegen en wilde niet op zijn scherts ingaan.

Maar toen zij in de flauw verlichte kleedkamer en later in de slaapkamer kwam, werd ze zachter gestemd.

Daar waren zooveel zaken, die in de eenvoudige slaapkamer van de meisjes Meinhardt nooit waren voorgekomen; en daar was een weelde en een smaak in de inrichting van het geheel, die een sterken indruk op haar maakte. Zij kuste haar man en zeide: "Naar zoo'n slaapkamer heb ik altijd verlangd."

In verrukking ging hij heen om de kaarsen en lampen uit te doen en te zien of alles in huis in orde was en de vensters gesloten waren. Eindelijk kwam hij in 't kamertje van zijn vrouw en bleef voor het Japansche naaitafeltje staan.

Van zijn vroegste kindsheid af was hij gewend geweest vreemden bij dit prachtstuk te zien stilstaan, zoodat hij er toe gekomen was het voor een van de mooiste en merkwaardigste dingen in de wereld te houden. Hij kende iedere veer van den bonten valk en de scheeve oogen in het gele gezicht van den jager. En terwijl hij daar stond, mompelde hij: ""dat oude meubel!"--zei ze. Dat meent ze niet. Ze meende er niets kwaads me?."

De directeur van de bank, Christensen, naderde het slot van zijn toespraak; hij wisselde een blik met Professor L?vdahl, terwijl hij zich van zijn presidentsplaats vooroverboog naar zijn medebestuursleden en zijn stem dempte tot een vertrouwelijken, familiaren toon.

"Maar hoewel in dit alles nu geenszins een direct gevaar ligt voor de toekomst van de fabriek, moeten we toch nauwkeurig acht geven op alle omstandigheden, die schadelijk of voordeelig kunnen werken en over 't geheel, naar ons beste vermogen trachten de belangen van onze medeaandeelhouders te behartigen. En daar nu de prijzen van velen van onze voornaamste produkten ontegenzeggelijk neiging tot dalen vertoonen, moeten we naar mijn overtuiging al onze aandacht richten op het verminderen van onze exploitatiekosten.

Dat kan op twee manieren gebeuren, ?f doordat we tijdelijk enkele takken van ons bedrijf neerleggen en vrij wat arbeiders ontslaan ?f door alle uitgaven voor administratie en loonen zooveel mogelijk in te korten."

"Ik voor mij zou zeer weinig geneigd zijn met een beperking van ons bedrijf mee te gaan," antwoordde Professor L?vdahl, "evenzeer ter wille van onze brave arbeiders, als om een andere reden en wel deze: dat ik de bezwaren van onzen geachten president in het geheel niet deel. Ik wil gaarne toegeven, dat de aanleg zelf wat kostbaar was, dat verscheiden uitgaven, die in 't eerst noodig waren, nog moeten blijven bestaan, en meer dergelijke zaken. Maar ik twijfel er geen oogenblik aan, of Fortuna, wanneer de zaak met kennis van zaken en verstandige zuinigheid bestuurd wordt, zal blijken, zooal niet een goudmijn--dan toch een goede zaak voor de aandeelhouders te zijn, zooals ze nu al een zegen voor de stad is."

Nu was de afspraak, dat consul With op dit oogenblik een vrij groote verlaging van 't honorarium van den chef--Mordtmann--zou voorstellen. Maar voor hij aan het woord komen kon, stond de jonge chef op; hij was uitdrukkelijk voor deze bestuursvergadering uitgenoodigd.

"Mijne Heeren," begon Michal Mordtmann vrij en ongedwongen. "Het verheugt mij in zekeren zin, dat de verhandelingen vandaag deze richting genomen hebben; want dat maakt het nog gemakkelijker iets te zeggen, wat ik op het hart heb. Ik heb zelf met zorg het dalen der prijzen in het buitenland gevolgd; en zonder mij daar verder al te veel door te laten verontrusten, heb ik toch ingezien, dat nu en voor de naaste toekomst alle mogelijke besparingen van het allergrootste belang zijn. Ik heb dus eens rondgezien--in alle hoeken en gaten of er niet hier en daar iets overtolligs zou zijn, iets wat men zou kunnen missen, een post, die men uitsparen kon. En eindelijk heb ik werkelijk iets overtolligs gevonden, iets wat ik geloof, dat de fabriek nu goed missen kan en dat is... mijne Heeren,--ja, dat ben ik zelf."

De heeren directeuren zetten groote oogen op; maar hij ging vriendelijk en glimlachend voort:

"Zoo noodig als ik wel durf zeggen, dat ik was bij het aanleggen van de fabriek, even overbodig ben ik nu, nadat zij geheel in werking is gekomen, de arbeiders geoefend, het kantoorpersoneel geroutineerd, en vooral nu er een directie is, bestaande uit de meest deskundige en voornaamste mannen van zaken uit de stad. Ik heb er daarom al lang over gedacht u voor te stellen mijn post te schrappen. Een groot gedeelte van de loopende zaken zouden kunnen overgelaten worden aan onzen vertegenwoordiger Marcussen en overigens zou de fabriek door de ge?erde directie zelf bestuurd kunnen worden. Maar ik heb er wat tegen op gezien, met dit voorstel voor den dag te komen; ten eerste omdat er toch misschien wat zelfbeheersching noodig is om je eigen overbodigheid in te zien; en dan kan ik niet ontkennen--dat spreekt trouwens van zelf--dat ik slechts ongaarne van deze fabriek afscheid neem, die me lief geworden is, en van het aangenaam samenwerken met u, mijne Heeren." Op deze woorden volgde een pauze. Consul With verheugde zich over de gelukkige wending, die de zaak nam, en keek glimlachend Professor L?vdahl aan; maar de bankdirecteur Christensen wreef zijn groote neus en verborg met de vingers zijn oogen, terwijl hij wantrouwend en van ter zijde naar Mordtmann zag.

't Was eigenlijk Professor L?vdahl, die een samenzwering in de directie tot stand had gebracht, om--zoo mogelijk--Mordtmann weg te krijgen; en nu ging hij vrijwillig, bij den eersten wenk. Daar moest iets achter steken.

"Ik, als president, kan 't er niet me? eens zijn--ten minste niet zonder nader motiveering me? eens zijn,--dat de heer Mordtmann als directeur plotseling overbodig zou geworden zijn. Er zou in ieder geval eenige tijd moeten verloopen..."

"Pardon, Mijnheer de president!--maar ik wilde om persoonlijke redenen, juist aan de ge?erde directie verzoeken mij toe te staan reeds met Kerstmis af te treden."

"Met Kerstmis al!"... De president keek nog bedenkelijker.

"Wij willen natuurlijk maar noode zulk een bekwaam directeur laten gaan; maar als Mijnheer Mordtmann 't zelf wenscht, dan..."

De professor zette de toespraak van Consul With voort: "dan hebben wij waarlijk alle reden om hem hierin zooveel mogelijk tegemoet te komen, hoezeer we ook betreuren..."

"Maar hebben de heeren wel aan het meerder werk en de groote verantwoordelijkheid voor ons gedacht, wanneer de directeur nu plotseling aftreedt?" vroeg Christensen. "Wat mij betreft, ik durf in dat geval mijn plaats als president niet langer bekleeden. Dat wordt mij te veel. Ik ben niet sterk," en half verscholen achter zijn groote witte hand, die hij over zijn gezicht liet glijden, sloeg hij nauwkeurig de anderen gade--overtuigd, dat zij allen als gewoonlijk zouden verzekeren, dat hij onmisbaar was.

Maar Professor L?vdahl voorkwam de anderen door eenigszins droog te zeggen:

"Als het om het welzijn van onze fabriek gaat, neem ik aan, dat wij allen ons met genoegen tot het uiterste zullen inspannen."

De bankdirecteur Christensen aarzelde. Hij was tot nu toe algemeen erkend als de eerste in den kleinen kring van mannen, die directeuren, bestuurders, vertegenwoordigers van alle mogelijke zaken in de stad waren. 't Was zijn lust en zijn leven vergaderingen te houden, besluiten te redigeeren en zijn eigen zware stem te hooren voortrollen door de vergaderlokalen met welgevormde, edele en verheven zinnen. Maar bovendien bezat hij een onuitsprekelijke fijne snuif in handelszaken. Zijn groote zachte neus kon als 't ware een slechte zaak op grooten afstand ruiken; en nadat hij nog eens ter sluiks een blik op Mordtmann geworpen had, nam hij zijn besluit en zei:

"Ik heb geen overdreven voorstellingen van mijn eigen beteekenis als president; maar daar de post mij nu te moeilijk worden zal, wil ik de heeren verzoeken, een ander te kiezen op de eerstkomende Algemeene Vergadering."

Een ontevreden, afwijzend gemompel werd om de tafel gehoord, maar Christensen ging voort: "Ja, ja,--laat het zoo blijven, Heeren. Mijn gezondheid is, zooals u weet, niet zoo heel sterk; en de steeds toenemende ontwikkeling van de stad legt immers op velerlei wijzen beslag op... de meer op den voorgrond staande burgers. Bovendien moet ik eerlijk bekennen, dat ik geen deskundige ben..."

"Kom... Mijnheer Christensen"--riepen velen glimlachend.

"Neen, neen. Ik meen het in ernst; er is--ronduit gezegd--eigenlijk maar ??n onder ons, die al die scheikunde begrijpt, en dat is Professor L?vdahl. Als hij genegen is de plaats als president over te nemen, dan twijfel ik er niet aan of de Algemeene Vergadering zal dit met acclamatie aannemen."

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Back to top Use Dark Theme