Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Avonturen van drie Russen en drie Engelschen Gevolgd door 'De Blokkadebrekers' by Verne Jules

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1247 lines and 58519 words, and 25 pages

wijfel zou de Boschjesman op denzelfden toon zijn voortgegaan tot groote verontwaardiging van Mathieu Strux, die hem met open mond aangaapte en geen woord kon uitbrengen, als John Murray den toornigen jager niet tot bedaren had gebracht. Gelukkig voor den Russischen geleerde eindigde de twist tusschen den Boschjesman en hem; maar Mathieu Strux viel met een verwijt zonder grond den kolonel aan, die er het minst op verdacht was.

>>In allen gevalle," zeide de sterrekundige van Pulkowa op drogen toon, >>zal ik mijn ongelukkigen makker in deze woestenij niet in den steek laten. Wat mij aangaat, ik zal alle pogingen aanwenden om hem terug te vinden. Als het John Murray of William Emery was, die een van beiden op deze wijze verdwenen was, zou kolonel Everest, denk ik, niet aarzelen om de metingen te staken en zijne landgenooten te hulp toe te komen. Ik zie dus niet in waarom men minder voor een Russisch dan voor een Engelsch geleerde doen zou."

Toen de kolonel op deze wijze er bij in werd gehaald, kon hij zijne gewone bedaardheid niet bewaren.

>>Mijnheer Strux," zeide hij met over elkander geslagen armen, terwijl hij zijn tegenstander strak aankeek, >>is het volgens een vast plan dat u mij zonder aanleiding beleedigt? Voor wie houdt gij ons Engelschen? Hebben we u het recht gegeven om aan onze gevoelens van menschelijkheid te twijfelen? Wie doet u veronderstellen, dat wij dien onhandigen rekenaar niet te hulp zouden komen?".....

>>Mijnheer" ... antwoordde de Rus op dien bijnaam, welke daar aan Palander gegeven werd.

>>Ja, onhandig," hernam de kolonel, terwijl hij op elke lettergreep nadruk legde, >>en ik voeg er nog bij, dat, wat ge mij straks zoo lichtvaardig verweet, volkomen op u zelven toepasselijk is, zoodat als onze onderneming door dit voorval mislukt, de verantwoordelijkheid op de Russen en niet op de Engelschen vallen zou!"

>>Kolonel," riep Mathieu Strux, wiens oogen bliksemstralen schoten, >>uw woorden...."

>>Mijne woorden heb ik allen gewogen, mijnheer, en daarom stel ik u voor, onze werkzaamheden op te schorten tot op het oogenblik, dat we uwen rekenaar hebben teruggevonden. Is u gereed om te vertrekken?"

>>Ik was reeds gereed voor ge een enkel woord gezegd hadt!" antwoordde Strux op scherpen toon.

Daarop gingen de beide tegenstanders elk naar zijn wagen, want de karavaan was juist aangekomen.

John Murray, die den kolonel vergezelde, kon niet nalaten te zeggen: >>het is nog gelukkig dat die stumpert het dubbele register van onze metingen niet mede zoek gemaakt heeft."

>>Daar dacht ik juist aan," antwoordde de kolonel eenvoudig.

De beide Engelschen ondervroegen daarop den jager Mokum; deze vertelde hun dat Nikolaas Palander sedert twee dagen verdwenen was; dat men hem het laatst op zijde van de karavaan gezien had op ongeveer twaalf kilometers van het kamp; dat hij, Mokum, zoodra de geleerde verdwenen was, hem had trachten terug te vinden, waarom hij zoo laat teruggekomen was; dat hij, toen hij hem niet vond, had willen zien of die >>rekenmeester" soms weder bij zijne makkers ten noorden van de Nosoub was aangekomen. Nu dit het geval niet was stelde hij v??r, het onderzoek voort te zetten in het noordoosten, in een boschrijk gedeelte van het land, daarbij voegende dat er geen uur te verliezen was als men Palander levend wilde terug vinden.

Inderdaad moest men zich haasten, want sedert twee dagen dwaalde de Russische geleerde door eene streek waar veel wilde beesten gevonden werden. Het was geen man om zich te redden, daar hij altijd in het gebied der cijfers in plaats van op dit ondermaansche verkeerde. Waar iedereen eenig voedsel zou gevonden hebben, zou de arme drommel onvermijdelijk van honger gestorven zijn. Het kwam er dus op aan om hem spoedig te helpen. Om ??n uur verlieten de kolonel, Mathieu Strux, John Murray en de beide jeugdige sterrekundigen het kamp onder geleide van den jager. Allen zaten op vlugge paarden, zelfs de Russische geleerde, die zich op grappige wijze aan het beest vastklampte, terwijl hij tusschen de tanden verwenschingen tegen den ongelukkigen Palander mompelde, die hem zulk eene moeite veroorzaakte. Zijne makkers namen als deftige en fatsoenlijke lieden den schijn aan alsof zij de vermakelijke houding niet opmerkten, waarin de astronoom van Pulkowa te paard zat; het was een zeer dartel beest, dat zeer gevoelig in den bek was.

V??r hij het kamp verliet had Mokum den gids verzocht hem zijn hond te leenen, een zeer sluw en verstandig dier, een goeden speurhond, waarop de Boschjesman zeer gesteld was. Toen de hond een hoed van Palander beroken had, snelde hij in noordoostelijke richting voort, terwijl zijn meester hem door een bijzonder gefluit aanzette. De kleine bende volgde het dier onmiddellijk en verdween weldra in een dicht kreupelbosch.

Gedurende den geheelen dag volgden de kolonel en zijne makkers de gangen van den hond. Het slimme dier had volkomen begrepen wat men van hem vroeg, maar hij miste nog het spoor van den verdwaalden geleerde, en hij kon dus geen geregeld of zeker pad volgen. De hond, die trachtte alle verhevenheden van den bodem te herkennen, ging vooruit, doch keerde telkens spoedig terug, zonder met zekerheid eenig spoor gevonden te hebben.

Van hunne zijde verwaarloosden de geleerden geen enkel middel om hunne tegenwoordigheid in deze woeste streek te kennen te geven. Zij schreeuwden, zij schoten hunne geweren af, hopende dat Nikolaas Palander hen hooren zou, hoe afgetrokken hij ook zijn mocht. Op deze wijze hadden zij den omtrek van het kamp over eene uitgestrektheid van vijf kilometers afgeloopen, toen de avond viel, die het onderzoek deed eindigen. Men moest dit den volgenden dag voortzetten, zoodra het licht werd.

Gedurende den nacht legerden de Europeanen zich onder eene groep boomen voor een groot houtvuur, dat de Boschjesman zorgvuldig onderhield; men hoorde het gehuil van eenige verscheurende dieren; de tegenwoordigheid van deze was niet geschikt om hen omtrent het lot van Palander gerust te stellen; kon men nog eenigermate de hoop koesteren dien ongelukkige te redden, die uitgeput, uitgehongerd, verkleumd van koude, gevaar liep aangevallen te worden door de hyena's, die in dit gedeelte van Afrika overvloedig gevonden werden? Dit maakte allen ongerust. De makkers van den ongelukkige brachten op deze wijze uren door om met elkander te praten, plannen te vormen, en middelen uit te denken om hem terug te vinden. De Engelschen toonden in deze omstandigheid eene hartelijkheid, waarover Mathieu Strux ondanks zich zelven getroffen moest zijn. Men kwam overeen dat men den Russischen geleerde dood of levend zou terug vinden, al zouden de driehoeksmetingen ook onbepaald worden uitgesteld.

Eindelijk verscheen het daglicht na een nacht, welks uren zoovele eeuwen schenen. De paarden waren spoedig opgetuigd, en het onderzoek werd in grooter omtrek voortgezet. De hond liep weder vooruit en de kleine troep volgde zijne schreden.

In noordoostelijke richting voortgaande trokken de kolonel Everest en zijne makkers door eene zeer vochtige streek. Riviertjes, doch zonder eenige beteekenis, werden hoe langer hoe talrijker; men waadde er gemakkelijk doorheen, terwijl men zich in acht nam tegen de krokodillen, waarvan John Murray hier de eerste staaltjes zag. Het waren ontzaglijke dieren, van welke sommigen 25 tot 30 voet lengte hadden, die te vreezen waren om hunne vraatzucht, en moeilijk te ontkomen als men ze op een meer of eene rivier ontmoette. Daar de Boschjesman geen tijd wilde verliezen met het bestrijden dezer dieren, maakte hij een kleinen omweg om ze te ontwijken en hield Murray tegen, die voortdurend op het punt stond er op te schieten. Als een van die monsters zich tusschen het hooge gras vertoonden, sprongen de paarden op zijde en ontkwamen dus gemakkelijk. In het midden van deze waterplassen, die door het overstroomen der riviertjes ontstaan waren, zag men ze bij dozijnen, met den kop boven water, bezig om evenals honden hunne prooi te verslinden, die zij met hunne vreeselijke kaken in kleine stukjes ophapten.

De kleine troep zette, evenwel zonder veel hoop te koesteren, het onderzoek voort, nu eens in een zeer dicht kreupelbosch, dan weder in de vlakte, midden tusschen een menigte kleine riviertjes en beschouwde nauwkeurig den grond, om maar het geringste spoor te ontdekken; hier was het een op manshoogte afgebroken tak, dan versch platgetrapt gras, verder we?r een half uitgewischt en bijna onkenbaar spoor. Niets kon hen den ongelukkigen Palander doen ontdekken.

Op dit oogenblik waren zij tien kilometers noordwaarts van hunne laatste legerplaats, en op raad van den jager zouden zij zuidwestwaarts hun onderzoek voortzetten, toen de hond plotseling teekenen van onrust gaf. Hij blafte en kwispelstaartte zenuwachtig. Hij ging eenige passen ter zijde met den neus langs den grond en besnuffelde het drooge gras op het voetpad. Daarna kwam hij op dezelfde plaats terug, waarschijnlijk door eenige bijzondere lucht aangetrokken.

>>Kolonel," riep de Boschjesman, >>onze hond heeft iets in den neus; het verstandige beest, hij is het wild op 't spoor, of liever onzen geleerde, op wien wij jacht maken. Laat hem begaan, laat hem begaan!"

>>Ja," hernam Murray, >>hij is hem op 't spoor. Hoort dat kort geblaf. Men zou zeggen dat hij in zich zelven praat, dat hij tracht een plan te maken. Ik zou vijftig pond voor zulk een dier geven als hij ons brengt op de plaats, waar Palander zich schuil houdt."

Mathieu Strux lette niet op de wijze waarop men over zijn landgenoot sprak. Het voornaamste toch was om hem terug te vinden. Iedereen hield zich dus gereed om den hond te volgen, zoodra deze zeker van den weg was. Dit duurde niet lang, en na een helder geblaf, sprong hij over een paar struiken en verdween in het dichte kreupelbosch. De paarden konden hem in dit ondoordringbaar woud niet volgen. Kolonel Everest en zijne makkers waren dus genoodzaakt het bosch om te trekken en zich te laten leiden door het verwijderde geblaf van den hond. Zij voelden zekere hoop bij zich levendig worden. Het was niet twijfelachtig of het dier was den verdwaalden geleerde op het spoor, en als hij dit niet bijster raakte zou hij zijn doel rechtstreeks bereiken. Slechts ??ne vraag deed zich voor: was Nikolaas Palander dood of levend?

Het was elf uren in den morgen. Gedurende een twintigtal minuten liet zich het geblaf, waardoor de jagers zich lieten leiden, niet meer hooren. Was het omdat de hond zoo ver af was, of was hij het spoor bijster? De Boschjesman en John Murray, die vooruit gingen, werden zeer ongerust. Zij wisten niet meer in welke richting zij hunne makkers moesten geleiden, toen het geblaf op een halven kilometer zuidwestwaarts zich weder deed hooren, maar thans buiten het bosch. Aanstonds renden de flink aangespoorde paarden in die richting voort.

In weinige oogenblikken was de troep op een zeer moerassig stuk gronds aangekomen. Men hoorde den hond duidelijk, maar zag hem niet. De grond toch was met riet van tien tot twaalf voet hoog begroeid, de ruiters moesten afstijgen, en na hunne paarden aan een boom gebonden te hebben, gingen zij op het geblaf van den hond door het riet voort. Weldra waren zij er doorheen. Eene groote uitgestrektheid gronds met water en waterplanten bedekt lag voor hen. Daar, waar de grond het laagst was, strekte zich het bruinachtige water van een meertje uit, dat een halven kilometer lang was. De hond stond stil op den moerassigen oever van het meertje en blafte vreeselijk.

>>Daar is hij! Daar is hij!" riep de Boschjesman.

Inderdaad, op het uiteinde van een soort van schiereilandje zat Nikolaas Palander op driehonderd schreden afstands op een boomstam: hij zag niets, hij hoorde niets, maar had een potlood in de hand, een schrijfboekje op de knie?n en was zonder twijfel bezig met de eene of andere berekening!

Zijne makkers konden een kreet van afgrijzen niet inhouden. De Russische geleerde namelijk werd op niet meer dan twintig schreden afstands beloerd door eene troep krokodillen, die den kop uit het water staken en wier nabijheid hij zelfs niet vermoedde. De vraatzuchtige dieren naderden langzamerhand en konden hem in een oogwenk wegsleuren.

>>We mogen ons wel haasten!" zeide de jager met zachte stem, >>ik weet niet waarom de krokodillen wachten om hem aan te vallen!"

>>Ze wachten mogelijk tot hij wat bestorven is," kon John Murray niet nalaten te zeggen, daarbij zinspelende op een feit dat door de inlanders gewoonlijk wordt opgemerkt, namelijk dat deze dieren nooit versch vleesch vreten.

De Boschjesman en Murray verzochten hunne makkers hen daar te wachten, en gingen om het meertje heen, ten einde het smalle schiereiland te bereiken dat hen bij Palander brengen zoude. Zij hadden nog geen tweehonderd pas gedaan, toen de krokodillen het diepe water verlatende, naar boven kwamen en recht op hunne prooi afgingen. De geleerde merkte er niets van, zijne oogen waren op zijn boekje gevestigd en hij schreef voortdurend nog cijfers op.

>>Goed gemikt en bedaard, of hij is verloren!" fluisterde de jager John Murray in het oor.

Toen gingen beiden op de knie?n liggen, en op de meest nabij zijnde dieren mikkende gaven zij vuur. Twee schoten knalden en twee monsters stortten met verbrijzelden ruggegraat in het water terug, waarop de geheele bende in een oogenblik onder water verdween.

Op het geluid van de schoten hief Nikolaas Palander eindelijk het hoofd op. Hij herkende zijne makkers, en met zijn boekje in de hand naar hen toeloopende riep hij:

>>Ik heb het gevonden! ik heb het gevonden!"

>>En wat hebt ge gevonden, mijnheer Palander?" vroeg John Murray.

>>Eene fout van een decimaal in de 103e logarithme van de tafel van James Wolston!"

Inderdaad, de waardige man had die fout gevonden! hij had eene misrekening in eene logarithmentafel ontdekt! Hij had recht op eene premie van honderd pond, die door den uitgever was uitgeloofd! En sedert vier dagen, dat hij in die wildernissen dwaalde, had de beroemde astronoom van de sterrewacht van Helsingfors daarmede zijn tijd zoek gebracht! Andr? Marie Amp?re, de meest afgetrokken geleerde van de wereld, zou het hem niet verbeterd hebben.

Een station naar den smaak van John Murray.

Eindelijk was dus de Russische rekenmeester teruggevonden. Toen men hem vroeg hoe hij die vier dagen geleefd had, kon hij het niet zeggen. Het was niet waarschijnlijk dat hij eenig bewustzijn had gehad van de gevaren, die hij aldus liep. Toen men hem het geval met de krokodillen vertelde wilde hij het niet gelooven, en hield het voor eene aardigheid. Had hij honger gehad? Och neen. Hij had zich met cijfers gevoed, en z?? goed dat hij daardoor eene fout in eene logarithmentafel ondekt had.

In tegenwoordigheid van zijne ambtgenooten wilde Mathieu Strux uit nationale eigenliefde Nikolaas Palander geene verwijten doen, maar men behoeft er niet aan te twijfelen, of de Russische astronoom kreeg onder vier oogen eene scherpe vermaning van zijn chef, met eene uitnoodiging om zich in het vervolg niet meer door zijne logarithmen van het rechte spoor te laten brengen.

Het werk werd onmiddellijk hervat; dit vorderde gedurende eenige dagen vrij wel. Helder weder begunstigde de waarnemingen, zoowel bij het meten der hoeken door de stations met elkander gevormd, als in het bepalen der afstanden. Men voegde nieuwe driehoeken bij het reeds opgemeten net, terwijl men de hoeken door talrijke waarnemingen zeer nauwkeurig bepaalde.

Den 28sten Juni hadden de astronomen de basis van hun dertienden driehoek gemeten. Volgens hunne berekening moest deze driehoek dat gedeelte van den meridiaan bevatten, hetwelk zich van den tweeden tot den derden graad uitstrekt. Om het werk ten einde te brengen, moest men nog de twee aan de basis liggende hoeken meten door een station als tophoek te zoeken. Nu deed zich eene natuurlijke moeielijkheid voor. Het land was zoover het oog reikte met kreupelbosch bedekt, en was niet geschikt om signalen te plaatsen. De van het zuiden naar het noorden zich uitstrekkende vlakte, die sterk helde, maakte niet het plaatsen maar het zien der seinpalen moeilijk.

Een enkel punt kon dienen om een lantaarn te plaatsen, maar op zeer grooten afstand. Het was de top van een berg van 12 of 1300 voet hoog, die zich op ongeveer 30 kilometers afstands in het noordwesten verhief. Onder deze omstandigheden zouden dus de zijden van dien driehoek langer dan 20.000 vademen geweest zijn, eene lengte, die soms wel viervoudig genomen werd bij enkele geodesische opmetingen, maar die de leden der Engelsch-Russische commissie nog niet bereikt had.

Na rijp beraad besloten de astronomen eene electrieke lantaarn op deze hoogte op te richten en halt te houden tot op het oogenblik dat de seinpaal was opgesteld. Kolonel Everest, William Emery en Michel Zorn werden met drie matrozen en twee Boschjesmannen onder geleide van den gids aangewezen om zich naar het nieuwe station te begeven, ten einde daar het licht op te steken, dat bij de nachtelijke opmetingen dienen moest. De afstand was inderdaad al te groot, dan dat men het wagen dorst om des daags met voldoende zekerheid waar te nemen.

De kleine bende vertrok met hare instrumenten en toestellen, die op muilezels gepakt waren, en met den noodigen voorraad levensmiddelen in den morgen van 28 Juni. Kolonel Everest rekende eerst den volgenden morgen den voet van den berg te bereiken, en als de beklimming geene moeilijkheid opleverde, zou de lantaarn toch op zijn vroegst in den nacht van 29 of 30 Juni geplaatst kunnen worden. De waarnemers bleven in het kamp, en moesten dus in de eerste 36 uren er niet aan denken den schitterenden top van hun vijftienden driehoek te zien.

Gedurende de afwezigheid van kolonel Everest begaven Strux en Palander zich aan hunne gewone werkzaamheden. John Murray en de Boschjesman jaagden in den omtrek van de legerplaats en doodden eenige antilopen, waarvan in zuidelijk Afrika zooveel verschillende soorten bestaan. Tot de jachtavonturen van Murray behoorde ook het vangen van eene giraffe, een schoon dier, dat in het noorden zeldzaam is, doch in de zuidelijke vlakten dikwijls voorkomt. De giraffenjacht wordt door kenners zeer geroemd. Murray en de Boschjesman ontmoetten eene kudde van twintig stuks, die zeer schuw waren en die zij slechts tot op 500 meters konden naderen. Evenwel dwaalde een wijfje van de kudde af, dat de beide jagers besloten te vervolgen. Het dier vluchtte slechts langzaam, en scheen zich te willen laten inhalen; maar toen de paarden van de jagers naderbij gekomen waren, stak de giraffe den staart in de lucht en vluchtte met de grootste snelheid; zij moesten het meer dan twee kilometers ver vervolgen. Eindelijk wierp Murray het dier met een kogel, die het in den schouder trof, ter neder. Het was een prachtexemplaar van die soort van dieren, waarvan de Romeinen zeiden, dat zij >>den hals van een paard, de hoeven en pooten van een os en den kop van een kameel hadden," en welker huid rosachtig en wit gevlekt was. Dit zonderlinge dier mat niet minder dan elf voet hoogte van de hoeven tot aan den top der kleine horens, die met vel en haar bedekt zijn.

Den volgenden nacht namen de beide Russische sterrekundigen nauwkeurig de hoogte op van eenige sterren, waardoor zij de breedte van hunne legerplaats konden bepalen. De dag van 29 Juni ging zonder bijzondere omstandigheden voorbij. Men wachtte den volgenden nacht met zeker ongeduld af om den tophoek van den 15den driehoek te bepalen. De nacht kwam; maan noch sterren waren te zien, maar het was droog; er viel geen mist en het was dus uiterst gunstig weer om een ver verwijderd punt waar te nemen.

Alle voorloopige maatregelen waren genomen, en de kijker, die den geheelen dag op den bergtop gericht was geweest, moest spoedig de electrieke lantaarns doen zien, wanneer men deze met het bloote oog niet kon waarnemen; gedurende den ganschen nacht wisselden Strux, Palander en Murray elkander voor den kijker af, maar de bergtop bleef onzichtbaar en geen enkel lichtje schitterde op den top.

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme