Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Das Meer: Roman by Kellermann Bernhard

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1539 lines and 59623 words, and 31 pages

Vroeg was Siman reeds op. Binnen sliep men nog, toen hij de geit haar vrijheid gaf en zich in het beekje wiesch. Toen schepte hij zich wat rijst op, die er nog stond van gisteravond en ontbeet met sambal als toespijs. Uit de kamer nam hij zijn patjol en begaf zich naar de sawah. De leiding moest noodig uitgediept worden. Er was al weer minder water en wat er nog was, had nauw kracht genoeg om de sawah te bereiken.

Voor de woning van Djiah's vader vertraagde hij den tred. Juist opende zich de deur en verscheen Pah Ran op den drempel. Hij wenkte Siman en voegde zich bij hem. Samen togen zij verder. Pah Ran's sawah lag nabij die van Pah Rekso. Zij was nog kleiner dan Rekso's sawah, maar lager en daardoor met het oog op het water beter gelegen. Ook was Pah Ran bezitter van een buffel.

Beide mannen waren spoedig aan het werk. Met eentonige regelmaat sloeg Simans patjol in de bedding der leiding. Het was nog vroeg, toch zweette hij reeds in de frissche morgenkoelte.

Wij meenen dat de Javaan lui is en den arbeid vreest en wij beoordeelen hem naar onze goedkoope huisbedienden. Maar als de blanke nog in diepen slaap ligt, trekt de Javaan, man, vrouw en kind, reeds zwaar beladen passarwaarts; dan is hij reeds aan den arbeid op tegalan of sawah.

Siman had in het laatste half uurtje telkens opgekeken naar Pah Ran, dien hij onvermoeid bezig zag met het snijden der merang, welke als mest dient op de sawah's. Hij wilde met hem spreken. Maar de gelegenheid was nog niet gunstig.

Eindelijk zag hij Pah Ran op de galangan neerhurken om zijn arit aan te zetten op den slijpsteen. Hij zette zijn patjol neer en ging op den ander toe.

"Ik wou wel met u spreken, Pah Ran," begon hij. De ander keek rustig op. Hij wist dat Djiah, zijn dochter, en Siman het met elkander eens waren. Hij had geen bezwaar. Hij hield veel van den flinken knaap, die iets ernstigs over zich had, al kon hij bij tijden toonen ook een goed deel luchthartigheid, het privilegie der jeugd, te bezitten. Pah Rekso bezat nog minder dan hij, dat is zoo, maar mariages de raison zijn zeldzaam in de desa. En hij hield zeer veel van zijn Djiah, zijn eenig kind, en zou haar niet gaarne verdriet doen. Zoo meende Pah Ran niet anders dan een verklaring en een aanzoek te vernemen van Siman en hij was wel verrast door de vraag van den jongen man:

"Zeg, Pah Ran, kunt ge mij zeggen, waarom er in de Tjikanding-Sa?t geen water meer is?"

"Ja, dat kan ik je wel zeggen, maar waarom vraag je dat?" antwoordde hij.

"Omdat ik gehoord heb, dat het water uit de Sa?t gestolen is."

"Dat is ook zoo, Siman. Dat is zoo. Ze hebben het van ons gestolen, lang, heel lang geleden. Ik weet het van mijn vader. Die heeft het ons vaak genoeg verteld."

"Maar ik begrijp niet, Pah Ran ..."

"Kijk, Siman, je weet dat bij de desa Tjisanoer in de Tjikanding een groote steenen dam is gelegd, niet waar? Vandaar loopt het water van de Tjikanding in een leiding op het land Alas Bamboe. Je moet je dat goed voorstellen, Siman. Vroeger ging de Tjikanding langs de grens van het district Tjioedik en dan verder naar het oosten, naar het district Tampo. Maar door dien dam bij Tjisanoer werd al het water afgesneden. En nu weet je ook zeker wel dat er een oude dam is in de droge bedding van de Tjikanding bij Bandar. Vroeger, zoo heeft mijn vader verteld, werd daaruit het water afgetapt voor de bevloeiing van onze sawahs. Dat kan nu niet meer."

"Maar is het niet mogelijk om het water van de Tjipalang op onze sawahs te brengen?"

"Neen, dat water is alleen voor de oostelijke sawahs te gebruiken. Vroeger was dat anders. Maar de landeigenaren van Telatiga hebben een dam gebouwd in de Tjipalang dicht bij Langoe en het water naar het noorden geleid. De Tjipalang heeft nu alleen water als er bandjir is en de Tjipalang-leiding als het ware overloopt."

"Dus, Pah Ran, als ik u goed begrijp, is het ook ons water dat nu naar de particuliere landen wordt afgevoerd?"

"Juist. Daar is nu water genoeg, maar wij hebben altijd gebrek."

"Is dat al lang geleden?"

"Al heel lang, Siman. Mijn vader was toen nog jong. Vroeger waren Alas Bamboe en Telatiga ??n land, weet je. En toen is het gescheiden in twee?n, en toen hebben ze ook de leidingen gegraven voor het water, waarop ook wij, lieden van Warnaleutik, recht hadden."

"Maar dan, Pah Ran, de regent moet dat toch gemerkt hebben, dien diefstal, en de assistent-resident ...

"Of er toen een assistent-resident was, weet ik niet, mijn jongen. De regent heeft er natuurlijk kennis van gedragen. Maar je weet hoe het gaat, Siman: de landheeren zijn machtig, en alleen Mohameds paradijs ontsluit men niet met goudstukken. Het geeft zoo'n soesah, Siman, als je eerlijk bent. Heeft niet die brave controleur Meyer--het zal nu wel tien jaren geleden zijn, Djiah was nog geen vijf jaar, geloof ik--zijn hoofd gestooten toen hij poogde om het onrecht te herstellen? Er is toen een commissie geweest, omdat de controleur geklaagd had. De toean assistent van Telatiga en de toean assistent van Warnaleutik, onze kandjeng regent en ook de regent van Telatiga, en de controleur zijn toen te Tjisanoer geweest en hebben dien diefstal onderzocht. En ook de toean besar van Alas Bamboe was er bij en een toean ziender . Daar is toen veel gelogen, Siman. En de machtige landheeren hebben het weer gewonnen, alles bleef als vroeger; alleen werd de goede controleur overgeplaatst .... Ja, ja, je hebt geen oentoeng als je het onrecht niet kunt dulden."

De oude zweeg. Siman dacht over het gehoorde na.

"En dus daarom," zeide hij na een wijle, "mislukt nog altijd een groot gedeelte van den oogst in ons district Tjioedik. En is dat ook de reden van de mislukking van de padi in het district Tampo?"

"Niet geheel, Siman. Want de landheer van Alas Bamboe heeft eigenlijk slechts het voorbeeld gevolgd van dien van Telatiga, die voorgegaan was met waterroof uit de Tjipalang. Het voordeel van dien roof was niet gering, en wat deze deed met de Tjipalang, heeft hij met de Tjikanding gedaan. Dat heb ik je al verteld."

Weer trad een pauze in.

Toen nam Pah Ran zijn arit weer op. "Je moet er maar niet over tobben; dat maakt je ontevreden, en dat dient tot niets." Hij wilde zich weer aan den arbeid begeven.

"Pah Ran, is daar nu niets aan te doen? Kunnen wij dat water nooit meer terugkrijgen?"

Er lag iets smeekends in de stem van den jongen man, waardoor Pah Ran hem met aandacht opnam. Zou de jongen verkeerde denkbeelden koesteren en ontevreden worden?

"Niets, Siman. Er is niets aan te doen. Wij zijn maar arme desamenschen, en de landheeren hebben veel kwassa en veel geld. Maar wat wilde jij dan, Siman?" vervolgde hij bezorgd.

"Ik wou dat ik toch dat water op onze sawahs kon krijgen, Pah Ran. De padi kan niet zonder water blijven ... Wij zouden dien dam kunnen afbreken ..."

"Doe geen dwaasheden, Siman. Zoo iets wordt dadelijk gemerkt. En weet je wat er dan op staat? Eerst de gevangenis en dan veroordeeling ... wegens waterdiefstal," zeide Pah Ran schamper.

"Maar dat kan niet. Wij stelen niet, Pah Ran; wij nemen alleen terug wat ons ontstolen is ... dat is toch geen diefstal ...!"

"Je bent nog erg jong en na?ef, Siman."

"Maar het moet, Pah Ran, het m?et, anders moeten wij weg ...!" Het was de angstkreet van een, die geen uitweg weet.

Pah Ran stond als van den bliksem getroffen. Weg? Moest Siman weg?! Was de jongen gek geworden?

"Wie moeten weg?"

"Wij, Pah Ran, vader, moeder en ik, wij allen."

"Waarom?"

"Omdat er niets meer is om van te leven."

"Maar dan kunnen jullie toch bij ons komen. Ik heb te veel voor mij en Djiah."

"Dat kan niet, Pah Ran, we zijn met ons negenen. Ik dank u."

"En waar wil je dan heen?"

"Vader wou naar het noorden. Ik weet zelf niet waarheen."

Weer stokte het gesprek; te veel gedachten verdrongen zich bij beiden. Siman stond met een zucht op en verwijderde zich.

Pah Ran keek hem nog lang na, hoofdschuddend.

Vergeefs trachtte bij dien avond Pah Rekso er toe te brengen zijn plan te laten varen. De oude was koppig en de tegenstand, dien hij bij de zijnen ontmoette, maakte hem kregel. Hij nam zich daarom voor, om eerder dan zijn aanvankelijk plan was, te vertrekken.

"Morgen zoek ik een kooper voor mijn grond!" zeide hij vastbesloten. Dat was zijn laatste woord.

Siman vergezelde Pah Ran en Djiah, die meegekomen was, naar huis. Het drietal was in zeer gedrukte stemming. Bij Siman kwam het niet op tot zijn vader te zeggen dat hij blijven zou, om Djiah; zij vroeg het hem niet. En toch, als hij het fijne profiel van de jonge maagd en haar ranke lijf beschouwde, gevoelde hij, dat hij in staat zou zijn om den eerbied jegens zijn vader op te zeggen. Maar dan nog, wat zou het geven? Hij zou niets bezitten en het streed met zijn eer eerst te moeten leven door de goedheid van Pah Ran en hem dan zijn dochter tot vrouw te vragen, ook al wist hij dat Pah Ran hem het een zoo graag als het ander gunde.

Kon Pah Ran niet mee? waagde Djiah te veronderstellen. Maar haar vader schudde het hoofd. Hier had hij het goed, wie kon zeggen wat hem elders wachtte? En dan, hij was hier te Tjidamar geboren. Neen, het zou verkeerd zijn weg te gaan.

Het was een treurig afscheid tusschen Djiah en Siman voor de woning van Pah Ran. "Ik ben bang, Siman, als je weggaat," fluisterde Djiah. "Sa?d Alaidroes vervolgt mij overal. En als hij vader nu eens geld, veel geld bood, Siman; vader is arm, en ik ben maar een meisje ..."

Siman balde de vuist en zijn hand zocht de greep van de kris, die hij sedert den avond te voren bij zich had gestoken, omdat hij haar een djimat dacht. Alaidroes, die Arabier, die desa-hyena! Hij had hem al geruimen tijd in het oog, omdat hij Djiah niet met rust liet. Die gemeene woekeraar was rijk. Hij kon veel geld bieden aan Pah Ran. En wat kon hij zelf, hij, Siman, daartegenover stellen? En als hij weg was, zou Alaidroes de handen vrij hebben. Nu nam hij zich in acht voor den ontembaren, krachtigen, jongen Soendanees, in wiens blikken hij meer dan eens haat en vijandschap had gezien.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Back to top Use Dark Theme