Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: Begijnhof-sproken by Thiry Antoon Frans Timmermans Felix

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 765 lines and 33196 words, and 16 pages

En zie, ginder aan den hoek, langs de maan-beschenen huizekens, kwamen begijnen aangeslopen en ze troppelden samen vooruit, geruischloos tredend, om het wonder te zien dat ze in de lucht hoorden zweven. V??r het poortje bleven ze zoo eerbiediglijk staan luisteren, alsof ze God zelf daar spelende wisten. En ze bleven er staan tot het lied vertrilde in den ijlen avond.

Er kwam alsdan onder het devote volkje een gefezel los, dat weldra steeg tot woorden van lof voor hem die een lied zoo heerlijk spelen kon! Plots schoten enkelen vooruit om hem te zien door 't sleutelgat. Allen wilden hem zien, en ze duwden en wrongen onder elkaar om bij 't poortje te geraken. Er was geroep en geschreeuw en ze drumden met geweld van ellebogen en heupen de snikkende Agapieta op zij, die aldoor weende als een die alles verloren had.

Ineens kraakte het deurken open en Baldwienus verscheen. Hij keek met domme oogen de woelende begijntjes aan, niet begrijpende dit late geharrewar, en sloeg het deurken fluks toe. Toen viel er een eerbiedige stilte over de nieuwsgierige zusters en voldaan wilden ze een kruisken maken, maar ei! daar scheurde een snijdende kres de stilte aan stukken en, bezwijkend onder heur lijden, zakte Agapieta als een zak ineen.

Twee zusters hebben heur binnen gedragen en heur gewasschen met azijn en fijne olie, terwijl de anderen naar huis toe keerden indachtig het "Zalig de armen van geest" en besprekend het schoone lied dat Agapieta van verrukking bedwelmd had!

Ze wisten niet, hoe zeer Agapieta dien avond geweend heeft, bedenkend allerhande middelkes om de fluit van Baldwienus machtig te worden en hoe ze besloot het speeltuig den anderen morgen te koopen voor al de zilverstukken die ze gespaard had.

En den anderen dag is ze naar Baldwienus gegaan. Ze vond hem gezeten op zijn laag schabelleken, voor het venster, en starend naar den blauwen hemel. Hij keek haar aan met dwaze oogen. Ze dorst hem niet bezien want 't was haar een pijn zijn levenlooze oogen aan te zien. Met een vlugge beweging stopte ze hem twee zilverstukken in de hand en vroeg gejaagd:

"Baldwienus, mag ik de fluit eens zien waarop ge gisteren avond zoo schoon gefloten hebt?"

"Ja, juffrouw Agapieta".

Hij stond op en haalde uit de lade van zijn kreupel schapraaiken de ivoren fluit.

"Ik kreeg ze van menheerken Valentinus die in de begijnenbosschen woonde. Nu is hij dood en begraven".

Hij vertelde haar hoe hij aan de fluit geraakte. Ze kreeg spijt nooit langs daar gewandeld te zijn. Dan had zij de fluit gekregen!

"En wie leerde u die schoone liederen, Baldwienus?"

"Als ik speel denk ik aan God, zuster Agapieta. En hoe beter ik God zie hoe schooner ik speel!"

"Ziet ge God, Baldwienus?"

"Ja".

"Zou ik ook God kunnen zien, Baldwienus?"

"Als ge straf aan God denkt, peins ik van ja." En beiden dachten aan God en Baldwienus speelde een zoet lied. De muren weken, het tafelken, de stove en het schapraaiken verdwenen in een roze wolk, die langzaam openschoof... en in de ongemeten diepten van den blauwen hemel straalde een gouden beeld op een ivoren zetel, dragend in zijn rechterhand een rood-glazen appelken dat de wereld was. Zijn gelaat was streng en wit en zijn oogen waren purper waar een felle vlam in stak. Zijn baard golfde over zijn borst als manelicht en aan zijn bloote voeten lag een sneeuwblauw lammeken op een dik perkamenten boek met zeven sloten, houdend tusschen zijn voorste pootjes een wit vlaggesken met een rood kruis op. Een duif van goud vuur hing boven God den Vader zijn hoofd, en daarrond en daarachter, de onafzienbare oneindigheid in, dansten de lichte engelen en de heiligen in roze, malve en groene kleederen op de maat van het lied dat uit de fluit van Baldwienus kwam.

Allengskens benevelde een roze wolk dit wondere paradijs, alles verdween, en Agapieta bevond zich weer in 't armzalige keukentje, naast den simpelen fluitenier die opgehouden had met spelen.

Agapieta weende en snikte:

"Baldwienus! Baldwienus! verkoop me uw fluit!... ik zal u veel geld geven!... o! zooveel!... ge zult rijk zijn, Baldwienus!"

Hij schudde den dikken kop en sprak:

"Dat doe ik nooit! nooit! zuster Agapieta!.. Als ik sterven zal, dan krijgt ge ze..."

Zijn oogen flikkerden eventjes toen hij dit zeide. Ze zag zijn vastberadenheid en mistroostig is ze heengegaan.

De fluit had nog een grootere weerde nu, vermits heur fluweelen klanken-spel den hemel opende en God liet zien in al zijn glorie!

Hoe toch in 't bezit dier wondere fluit geraakt? Hoe heur naam in eere gehouden!... Ze martelde zich het moede hoofd met deze gedachten en vond maar eenen uitweg: Baldwienus zijn dood! Ze schrok heftig bij dit wreede denkbeeld! wilde het verwijderen, maar 't kwam telkens terug en 't ankerde zich vast in heur kop tot ze er niet meer van af kon en 't heur voorkwam als een noodzakelijkheid.

En dien avond bad ze inniglijk voor den dood van den simpele:

"o Jezus, die zoeter zijt dan melk en honig, haal het zieleken van Baldwienus uit zijn lichaam en laat het een bloemeken zijn in de gaarden Uwer Hemelen".

Zij had een groot vertrouwen in God en ze wist dat Hij haar helpen kon. Ze hoopte. Weer zweefde een stille lach op heur mond en ze verkneukelde zich aan 't genot dat ze hebben zou, God en al zijn heiligen te zien zoolang het heur lustte. De fluit zou haar laten leven in God!... en he! dan zouden de zusters haar vereeren en beminnen als een van God-gezegende die vizioenen heeft!

En de dagen wentelden leeg en kleurloos over Agapieta's hoofd want hij stierf niet, de simpele.

De herfsttijd woei aan met wind en smerigen regen. De deuren en vensters gingen dicht en Baldwienus speelde 's avonds voor zich alleen, met de voeten in den oven van zijn ronkende stove, zoodat niemand het hoorde. De begijntjes zaten vredig in den gouden lampen-schijn de legenden der heiligen te lezen.

De winter kwam daarna en Baldwienus leefde nog. Agapieta verdubbelde heur ijver in 't bidden, droeg communies op in deze intentie, hield noveen na noveen, maar 't kortte niets... Ze begon soms te wanhopen, dacht dat God heur verliet. Elke dag bracht heur felle onrust aan en knaagde danig aan heur hart dat ze er mager van werd.

En de Lente joeg den Winter uit het land, pintte groene parelen op de zwarte takken en weefde jonge bloemen in het teere gras. Het goede weer en de open avonden gingen herbeginnen en Baldwienus zou weer in zijn hofken onder zijn bloeienden appeleerken de heilige liederen laten stralen!...

Agapieta huiverde als ze er aan dacht! Hij moest dood! dood v??r dien tijd! Zij moest die fluit hebben!

Ze hoorde vertellen hoe Marieken Vlimeria gestorven was nadat ze lindenthee uit een koperen potteken had gedronken. Men moest voorzichtig zijn met koperwerk, meenden de zusters terwille van het groen.

Dat kon Agapieta redding brengen. Als Baldwienus in 't koperen emmerken zijn middageten halen kwam keek ze angstvallig elk spleetje na of er geen groen te bespeuren was. En ze was blijde als er zuurkool opgediend werd aan de noentafel, dat beet het groen uit het koper en verhoogde heur kansen!... Maar lacy! 't en deerde Baldwienus niet!

De dagen lengden merkelijk. De kastanjeboomen prijkten met een weelde groene kuifjes. Het blauw des hemels wierd dieper en reiner. God! wat werden heur die lengende dagen een marteling; elken avond kon Baldwienus zijn spel hernemen en zij die zoo gehoopt had....

Paschen naakte. Op dien heiligen dag zou men het zes-honderdste Paaschfeest vieren, verloopen sedert de stichting van 't Begijnhof. Er zou een plechtige mis gezongen worden, een processie zou uitgaan en vijftien begijntjes zouden in den heiligen stoet de vijftien mysteri?n verbeelden, elk gedost en gekleed naar zeer kristelijken zin.

En op een vroegen morgen toen de vier zusters, gebogen over hunne ramen, de nakende feestelijkheden bespraken, kwam meneer Pastoor met een welgezind gezicht het huizeken in. Hij groette vriendelijk, schoof zijn bril fijn en monkelend keek hij over de glazen heen.

"Ja, ja", zei hij, "juffrouw Agapieta, ik heb u uitgekozen om in de processie het mysterie der kroning onzes Heeren Jezus Kristus te verbeelden. Ik heb een doornenhoed laten maken met bloed er aan, een purperen mantel en een riet, dat ge zult in uw handen dragen. Dat zal schoon zijn, Agapieta, waarachtig... En ik heb nog iets bepeinsd. In de hoogmis zal Baldwienus eenige schoone liederen spelen en gij zult ze begeleiden; heel, heel zachtekes begeleiden op uw orgel; gij kunt dat, Agapieta. Dat zal schoon zijn!... schoon!... niet waar zusters?"

De goede man lachte genoegelijk en de drie zusters knikten instemmend.

Maar Agapieta keek niet op. Ze hield den adem in, kneep de oogen dicht om de tranen tegen te houden, sloeg de handen op heur hart om den wilden slag aldaar te bedwingen. Maar 't en baatte niets en ze viel snikkende op tafel en borg het hoofdje in heur armen...

De pastoor keek toe, goedig, en hij meende dat ze schreide van geluk:

"Hou u sterk, juffrouw Agapieta,... want schoon zal u dien dag zijn..."

Hij ging heen alsdan.

De dagen draaiden verder en goten veel regen en hagel op de aarde zoodat Baldwienus niet spelen kon 's avonds in zijn hofken.

Agapieta sprak niet meer en bleef op heur kamerken, biddend voor den dood van den simpele.

Op Goeden Vrijdag bracht de meid van menheer Pastoor heur den purperen mantel, de doornenkroon en het riet. Ze smeet alles op den grond. In den laten achternoen als de andere begijntjes ter Donkere Metten waren liep ze de natte vesten op en af. Dien nacht sliep ze niet.

Als een waaier van vloeiend licht vulde de morgen den smetteloozen hemel. De Paaschklokken luidden in vollen zwier de vroege zon tegemoet en 't Begijnhof ontwaakte wit en rein uit den blauwen nacht. De jonge Lente woei zoete reuken over het land.

Agapieta had het morgenlicht in het Oosten grooter zien worden. Het licht deed heur pijn want vandaag kwam de groote vernedering!

En terwijl ze te communie ging tusschen de andere zusters, bad ze den Heer om een uitkomst. Ze beloofde te beewegen, te vasten, te bidden, de felste verstervingen met gelatenheid te verduren als Hij Baldwienus in de hoogmis maar niet spelen liet!...

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Back to top Use Dark Theme