Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: De ontredderden. Eerste bundel. I en II. by Hulzen Gertrudis Hendricus Ignaaz Van

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1032 lines and 42124 words, and 21 pages

De vrouw hield even op met stoelen boenen, deed alsof ze hem nu pas zag:

--O, b? je daar? O!! Je schijnt weer niet in je hum te weze?

--Waar is Anne?

--Weet ik 'et!

--Zeker, weer de hurt op!

--Wat heb jij 'n drokkie... ze was de heele dag hier!

--Hum!

--Grom toch niet, ze is bij m'n zuster. Daar krijgt ze teminste wat te bikke!

--Hum! bromde hij nog eens. Hum! Wa'rom zoek' ze geen dienst?

--Sja, dat zeg ik ook! Maar ze wille haar niet hebbe, ze is te onooglik!

--Onooglik, onooglik?... ze ziet er toch flink uit... groot genog van stuk, zou ik zegge!

--Jawel, weersprak de vrouw, de wenkbrauwen optrekkend tot rimpel-fronsen, ze bedoelen in de kleeren!

Hij bromde nog eens hum, en zij werkte en wreef weer voort aan haar stoel.

Ze zwegen. Wat viel er ook nog over te zeggen, dat begrepen ze beiden.

Het wrijven langs het stoelhout en 't verschuiven der pooten over de kale grond, verscherpte hun zwijgen. Het vulde 't geheele vertrek.

Mies, het meisje van een jaar of acht, schoof nader bij tafel, keek haar vader vragend aan.

--'k Heb geen schoene v?, kermde ze heel klein, benepen.

--Zoo, en wat heb je daar dan an?

--Die ouwen, de teene steke 'er door... kijk m'ar!

Hij gluurde nu naar haar voeten, onwillig, onverschillig,--en terwijl hij zijn grauwe oogen toekneep, waardoor al de werkrimpels in 't gezicht meetrokken zei hij:

--Sja, dat is beroerd!

--Z?? kan ik toch niet op straat en morgen is het Zondag....

--Och kind, zeur niet an m'n kop!

Hij schoof haar ruw terzij, strakte zich moeizaam op, en vroeg aan zijn vrouw:

--Kan ik me wasschen?

--Dadelik!

Ze werkte door en nu zoowat klaar met haar stoel, kwakkelde ze van haar knie?n op. Dan sloeg ze het werkschort neer, ging naar de kraan, liet water in haar teil loopen, zette de zeeppot erbij en tegelijk zei ze:

--Je kon anders best wachten tot ik weg was, dan heb je de ruimte.

--O, ja! antwoordde hij onverschillig, en ging weer zitten. Hij liet zich zoo lusteloos zwaar zakken dat de stoel ervan krakte.

Opnieuw hing er de stilte. Alleen het verwisselen van een schort doorritselde de spraakloosheid. Het kind keek schuchter.

Ze kwam nu, de banden toestrikkend, naar tafel, vroeg kort en scherp:

--Heb je geld?

Even knipperde hij met zijn oog als in vage weifeling, zei aarzelend:

--O, ja!

Dan trok hij de hand uit zijn broekzak, smeet een rijtje guldens neer.

Het waren er acht. Ze lagen te kartel-glinsteren op de bewasdoekte tafel, de laatste stukken onregelmatig opelkaargeschoven, de voorsten losser uitgegleden, wat meer apart.

Het kind, tot het zilver aangetrokken, peuterde er dadelijk aan met de vingers.

--Afblijve! vermaande de moeder. Ze sloeg vinnigjes over de kindertoppen, snauwde om zichzelf gelijk te geven nog na:

--Je kunt ook niks laten!

De drie bovenste guldens nam ze van 't rijtje, liet de anderen liggen, zei onbewogen:

--Ik ga even naar de "mart"... blijf je zoolang thuis? Ik ben zoo werom.

Hij knikte, verroerde zich niet.

--O ja, brabbelde ze, alsof 't haar nu pas te binnenschoot, wil-je koffie?

Meteen schonk ze al in, zonder zijn antwoord af te wachten. Het bruine vocht dampte in blauwe kringelwasem omhoog.

Het kind hield de vinger waarop ze de tikken kreeg pruilerig in de mond, stond nog aan tafel, glurend in begeerig kijken naar het zilverblanke geld, dat daar zoo mooi lag, als een betoovering. En erger zoog ze op haar vingers.

--As je soms brood wilt, het staat d??r! zei vrouw De Ram tegen haar man.

Hij knikte opnieuw, slurpte gretig aan zijn koffie, zag ongemerkt even op, nu wel een weinig minder stug, zijn norsche trekken wat meer ontspannen.

Door 't vertrek snisterde haar kleine bereddering: het vluggig beweeg van andere schoenen aanschuiven, rokken-gelijk-trekken, banden verstrikken. Dan schreeuwde ze hard:

--Kom Mies, 'k ben klaar... gauw je hoed op! Zie zoo!

Het kind, al gereed, tuurde nog naar 't geld, tegelijk naar haar vader, die maar weinig zei, zich een tweede kop koffie inschonk, heel bedachtzaam, alsof hij er geheel bij was, terwijl zijn hersens gansch anders waren. Zijn beverige handen schonken voort en de kop vloeide over zonder dat hij 't wist.

--H?, wat doe je nou toch, wat is dat voor manier!

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Back to top Use Dark Theme