Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: A Little Change: A Farce in One Scene by Grundy Sydney

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 292 lines and 9098 words, and 6 pages

HET BELEG EN DE VERDEDIGING VAN HAARLEM, in 1572-1573.

DOOR J. van de CAPELLE.

EERSTE DEEL.

HAARLEM. J. P. NOBELS.

Aan

het Edelachtbaar GEMEENTEBESTUUR en den SECRETARIS der stad

HAARLEM.

Edelachtbare Heeren!

In 1843 verscheen te Schoonhoven een werk, getiteld Het Beleg en de Verdediging van Haarlem, door J. van de Capelle, onder den pseudoniem Bosdijk.

De schrijver droeg het op aan Heeren Burgemeester, Wethouders, Raden en den Secretaris dezer gemeente en erkende in die opdracht, dat hij de bronnen ervan grootendeels aan het toenmalig gemeentebestuur verschuldigd was, >>bronnen, die niet alleen aan zijne verwachting beantwoordden, maar ze verre overtroffen".

Eeuwig gedenkwaardig blijft het Beleg en ook de Verdediging van Haarlem, niet alleen voor de ingezetenen van die stad, maar ook in de gevolgen voor geheel Nederland en het romantisch gewaad, waarin de schrijver zijn boek kleedde, maakt de mededeeling van het geschiedverhaal des te aantrekkelijker. Volkomen onderschrijft de tegenwoordige uitgever, wat Bosdijk in zijn opdracht zegt:

>>Er ligt iets onrechtvaardigs in, het oog der bewondering alleen op >>de vrijgevochtene of vrijgemaakte" steden te slaan, iets ongerijmds daarenboven, wijl het juist de weder onder het juk gebrachte waren, die het meest deden voor de welvaart, voor de vrijheid. Onder deze staat Haarlem op den voorgrond. Tot nog toe heeft men die stad te zeer voor Leiden in de schaduw gesteld, omdat God er niet even onmiddellijk in een zichtbaar wonder nederdaalde. Het beleg van Haarlem echter is niet alleen een toon- en voorbeeld voor Nederlanders, maar voor alle nati?n, die godsdienstige en burgerlijke vrijheid op den echten prijs weten te schatten. Die roemruchtige verdediging, die onbevlekte overgaaf is te weinig bekend;--bij binnen- en buitenlanders te weinig begrepen, van welk een invloed zij geweest is op het waarachtig belang der menschheid. Immers, de schakel der gebeurtenissen van dien tijd nagaande, vinden wij er den samenhang in van zooveel, dat wij nog als met verbazing aanschouwen. Had Haarlem zich niet zoolang verdedigd, wat zou er van de grootsche plannen van Oranje, dien beschermengel der vrijheid, geworden zijn?--Hij toch stond daar bijna zonder hulp, zonder bronnen, wel omringd door wakkere mannen, maar ook door zwakke vrienden, twijfelende partijgangers; in Frankrijk verslagene Hugenooten; in Duitschland koelheid, terughouding van de meesten, tweedracht onder Calvinisten en Lutherschen; in Engeland eene staatkunde niet vrij van eigenbaat, schitterende beloften, armzalige vervulling--doffe insluimering.

>>En toch stond daar de prins, vast als een zuil. Ook van hem kon men zeggen: >>Die met geringe middelen machtige verdrukkers ten onder brengt, is grooter dan een alleenheerscher over een werelddeel." Naarden had bovendien getoond, dat geen verdrag tegen woede kon beveiligen: Haarlem spiegelde zich er aan; want zou de plotselinge overgang van Haarlem niet het sein geweest zijn tot den val van nog grootere steden, en zou Spanje dan niet al de Nederlanden--die zich thans konden versterken--onder zijn juk hebben gebracht? Had Nederland dan kunnen worden, wat het eertijds was en nog is? Het was dan misschien den doodslaap ingesluimerd; nooit zoude het onder de rij der volken eene zoo luistervolle plaats hebben bekleed."

Nu ik aan mijn langgekoesterd voornemen, om van dit werk eene volksuitgave te bezorgen, met het doel het grootsche feit van Haarlem's beleg nogmaals onder de oogen der natie te brengen, gevolg heb kunnen geven, acht ik het eene bijzondere eer voor mij, aan het tegenwoordige Gemeentebestuur, dat de plaats zijner voorgangers heeft ingenomen, deze nieuwe uitgaaf eerbiedig te mogen opdragen, met de bede, dat het Haarlem welga en het Uw Edelachtbaren gegeven worde, te blijven medewerken tot den bloei dezer gemeente, en den wensch, dat Nederland tot in geslachten hoe langer zoo meer leere waardeeren, wat het in bange dagen aan de heldhaftige verdediging van Haarlem te danken heeft gehad.

HAARLEM, Maart 1886.

De Uitgever.

INLEIDING.

De tachtigjarige strijd onzer voorouders is eenig in de geschiedenis der wereld. Vergeefs naar eene worsteling gezocht, waarin men scherper tegenstelling vindt tusschen twee partijen, dan Spanje en Nederland. Spanje rijk, groot door voorspoed, het machtigst rijk van Europa. Nederland arm, bestemd om door druk te groeien evenals een boom, dien de storm te steviger doet wortelen; eene schier onzichtbare stip op de kaart. Aan Spanje ontzaglijke legers, tallooze vloten ten dienste, legioenen, rijk in zegepraal, die met Karel V aan het hoofd, geheel Europa hadden doen sidderen. Nederland, wel niet weerloos door den moed van zoovelen, maar nog zonder geregelde troepen, nog zonder machtige vloten en nog afhankelijk van de willekeur van den huurling, die meestal slechts voor geld en buit vocht.

En toch zou een gedeelte van dat nietige Nederland met dat ontzaglijke Spanje den strijd voeren: tachtig jaren zou het dien volhouden, als overwinnaar uittreden, aan Spanje de wet voorschrijven. Maar groot, vermogend ook waren de drijfveeren, die het daartoe in staat stelden. Of werd er wel iets nagelaten van hetgeen de geest der terugwerking gewoonlijk beraamt, om den geest der eeuw te bestrijden en gewelddadig in zijn loop en invloed te belemmeren? Was Spanje's doel niet de onderdrukking van godsdienstige en burgerlijke vrijheid? Zooals het toen in ons vaderland geschapen stond, kon het niet blijven: de vrijheid der drukpers in kluisters; pijnlijke, onteerende straffen, met bloedige letters boven iedere wet geschreven; de heffing van een tienden penning,--eene onwettige opgedrongene belasting, die privilegi?n en vrijheden schond en eene wijde deur opende voor nog grooter afpersingen en volslagen ondergang; velen het land ontwijkende en nog het overschot der uitgeputte bronnen met zich nemende; tegen die uitwijking strenge plakkaten, waardoor de verbeurdverklaringen vermeerderden; de dood aan elk, die slechts eene handbreed afweek van de oude leer: Vargas die de Hervormden uitroeide; Lumey en Sonoy, die uit weerwraak tegen de Roomschen woedden--beiden door Alva vervolgd en te zwak om eene partij te vormen, in den droevigsten toestand; een Bartholomeus-nacht in Nederland in het verschiet. Neen, zoo kon het niet blijven: de onderdrukking zelve gaf aan den geest der eeuw meer veerkracht; de Nederlanders waren toch nog weerbaar gebleven uit de dagen van ouds; de vonken van vroegere krijgshaftigheid waren nog niet uitgedoofd: zij zouden gaan strijden om door heel Europa met eere begroet te worden. Hen miskende de grootheid van dien strijd, door hem eene lage partijschap te noemen; maar wat de Spanjaardsopstand heette, was een strijd om God, naar overtuiging, volgens het Evangelie te dienen. Onze vooronders begrepen niet alleen, dat, door moedig voor de vrijheid te strijden, zij verlorene eigendommen zouden terugkrijgen,--zij wisten ook, dat men den eerbied, aan de Godheid verschuldigd, niet verzwakken kan zonder den maatschappelijken band te verslappen. Zij wisten ook, dat vrijheid van geweten een schat is, grooter dan aardsche schatten,--dat de mensch zich dien nimmer mag laten ontrooven, en dat de geest, die wezenlijk vrij is, noch te vuur, noch te zwaard kan verwoest worden. Zij hadden eene onbezwekene volharding onder tegenspoeden: door daden van mannelijken moed wisten zij er den meesten tegenstand aan te bieden; een heilige plicht scheen op hen te rusten om de schatten van den geest ongeschonden tot ons over te brengen; zij gevoelden, hoe onder de leiding der Voorzienigheid kleine ondernemingen met rijke gevolgen worden bekroond; en dit verlieze men toch nimmer uit het oog, dat bijna op iedere bladzijde van de geschiedrol dier dagen zich de vinger der Almacht vertoont.

Is Coster's geboortestad, de wieg en bakermat der verlichting, zij is ook de hoeksteen, waarop Nederland zijne vrijheid en onafhankelijkheid heeft gebouwd.

Ik bezocht dat Haarlem. Op de stille straten en grachten verrezen voor mijne verbeelding de sporen van eene belegerde stad met de hooge muren en torens, als het hoofdtooneel van zooveel schitterende, bloedige wapenfeiten, en de kern der moedige bevolking, de schimmen der vermoorde helden traden mij voor den geest. Verbeeldde ik mij, bij het helder Spaarne nog het doffe, geplons der verdronkene dapperen te hooren, te meer eerbied greep mij aan voor de doorluchtige mannen, voor wie toch elke plek op aarde een eervol graf is; te hooger bewondering doorgloeide mij voor een moed, die tot zulk eene wraak dwong.

Ik besloot, er eenige tafereelen van te schetsen; maar begreep, dat de algemeen bekende geschiedenis, zelfs van v?or het verbond der Edelen, niet genoeg was. Onmisbaar schenen mij de beroemde archieven van Mr. Groen van Prinsterer, de uitmuntende geschiedenis der Watergeuzen van Ds. van Groningen, het belangrijk werk van Van der Vijnckt over de Nederlandsche beroerten. Maar ook alles, wat door geschiedschrijvers geboekt is, scheen mij niet voldoende om waarachtig historische personen naar ouderdom, woning, familie-betrekking en stand in de maatschappij te laten spreken en handelen, in overeenstemming met den geest en de zeden van het tijdvak. Ik ging een stap verder: ik poogde toegang te verkrijgen tot het stedelijk archief van Haarlem, tot de aanteekeningen in de stedelijke registers, en met eene voorbeeldige heuschheid werden mij die geopend; geen bescheiden wensch was geuit, of hij werd vervuld. Zoo kwamen mij onder de oogen een uittreksel uit een dagboek van een ooggetuige, niet in druk voorhanden, alsook belangrijke bescheiden, alleen in het bezit van bijzondere famili?n. Veel werd door mij in het archief en de registers gevonden, hoezeer dan ook Mr. Johan van Zuren, in dit verhaal voorkomende, al de vroedschapsbesluiten sedert 19 April 1572 tot aan de overgave, alsook de gehoudene correspondentie vernietigde, voorzeker met het edel doel om vele zijner vrienden en regeeringsleden later niet in nog grooter ongelegenheid te brengen.

Men klaagt--en misschien niet ten onrechte--dat in geschiedkundige romans de lezer veel gevaar loopt om het versierde met het gebeurde te verwarren. Wij willen dit gevaar vermijden, door op ons geweten af aan te toonen, wat hier verdichting, wat waarheid is. Van al de opgevoerde personen zijn er geene gefingeerd, dan Maria van Schagen en Anna Elsen; en letterlijk verdichte gebeurtenissen zal men niet aantreffen, wanneer men den kleinen tocht van Floris van Schagen uitzondert. Wat de episode van Magdalena van Duivenvoorde betreft, men zal wellicht vragen, waarom wij haar kozen op grond van het verhaal, dat er zich eene vrouw als gevangene in het Spaansche leger bevond. Wij antwoorden kortaf, dat wij de voorkeur gaven aan deze aanzienlijke vrouw, ten einde meer kans te hebben om van Duivenvoorde's wezenlijk karakter ?n als held ?n als Christen te doen uitkomen.

Thans ten besluite nog dit:

Na de inneming van den Briel had Haarlem de zijde van Oranje gekozen. Gerrit van Berkenrode, vroeger kannunik, en Hans Coltermans, ontvanger over het kwartier van Noord-Holland, waren op last van den prins met de regeering reeds onderscheidene malen daarover in onderhandeling geweest, zoodat de stad op 3 Juli aan Oranje was overgegaan.

Op 20 Juli echter poogden de Spanjaarden de stad door verrassing weder te bemachtigen. Reeds waren zij in aantocht om de Schalkwijkerpoort, waar slechts een man de wacht had, binnen te rukken, toen dezelfde Coltermans, de wacht komende nazien, het verraad ontdekte, het vendel van Ruikhaver en de burgerij in het geweer bracht, de bruggen deed ophalen en de stad aldus bevrijdde.

Datgene, wat ruim vier maanden later plaats greep, meenden wij het geschiktste tijdperk tot aanvang van ons eigenlijk verhaal te zijn, en zoo wij er nog iets hebben bij te voegen, is het deze oprechte wensch: Moge men onder het lezen dezer flauwe schets evenzeer als ik van dankbaarheid voor het voorgeslacht gloeien, en moge men als ik met dezelfde geestdrift van Helmers uitroepen:

Ik juich! Geen grooter heil heeft ooit mijn ziel gestreeld, Dan dat ik, Nederland, ben op uw grond geteeld!

DE SCHRIJVER.

EERSTE HOOFDSTUK.

Een winterdag in de maand December hoeft iets statigs en liefelijks, wanneer het ontbladerd bosch met ijzel gekleed en ieder uitstekend dak een sneeuwheuvel geworden is, en wanneer dan de heldere zonnestraal die takken doet glinsteren en de rookwolk kleurt, die uit de besneeuwde daken oprijst: want het zilverwit is wel het doodskleed EDWIN. Oh.

EDWIN. I don't though, I'm sure.

MRS. P. You don't know how Miss Darlington has angled after Captain Plunger? Why, where ever have you been this five years? It's the talk of the whole regiment. So that there was some reason for your exclamation, though not much; for any one at all acquainted with the parties would be quite sure Captain Plunger wouldn't run away with Ethel Darlington.

EDWIN. Why not?

MRS. P. Oh! Captain Plunger is a man of taste. He couldn't possibly put up with any girl of that sort.

EDWIN. What sort?

MRS. P. Why, the sort of girl who is so very indiscriminate in the attention she receives. He has too great a scorn for such a character.

EDWIN. And yet I think at the Artillery Ball I saw him putting up with Ethel Darlington to the extent of half-a-dozen dances in succession. He contrives to hide his scorn uncommonly.

MRS. P. He would do. Captain Plunger is a perfect gentleman. He'd flirt with her, no doubt.

EDWIN. I've seen him.

MRS. P. He might even get engaged to her.

EDWIN. Indeed!

MRS. P. But he would never marry such a girl.

EDWIN. Although he'd get engaged to her?

MRS. P. Oh dear, no! Captain Plunger is a man of fine morality.

EDWIN. I always thought he was that sort of man.

MRS. P. The more one sees of him, the more one likes him.

EDWIN. Really! Then, seeing him must have the opposite effect to hearing of him, for the more I hear of him the more I feel inclined to kick him.

MRS. P. You don't like him?

EDWIN. I detest him!

MRS. P. Oh, you jealous man! You're envious of his success amongst the ladies.

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme