Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: De Helden van Zuid-Afrika Een Verhaal uit den Trek der Afrikaansche Boeren uit de Kaapkolonie naar de Transvaal by Penning L Louwrens

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 531 lines and 16625 words, and 11 pages

segaai rijgt," zeide de oudste.

,,Wees gerust! Wij worden zijne eerste staatsdienaren," zeide de jongste.

,,En de Boeren?" zeide de oudste.

,,Die zullen wegblijven en naar huis gaan," zeide de jongste.

,,We willen 't hopen," zeide de oudste.

,,Maar nu zal 't tijd worden," liet de oudste er op volgen, ,,laat ons oprukken! De Panda's zullen al heel vreemd staan te kijken--voorwaarts!"

De Panda-krijgers hadden tot op dit oogenblik met onmiskenbare dapperheid gestreden, doch tegen het verraad konden zij niet op, en de langzame, geregelde terugtocht dreigde plotseling in een wilde vlucht te ontaarden.

Doch zoover kwam het niet. Dingaan vreesde oogenschijnlijk een hinderlaag der Boeren, en de vervolging werd spoedig gestaakt.

Intusschen zond Pretorius twee verspieders uit, om Panda's leger op te sporen, die, om Dingaan's aandacht te ontsnappen, slechts des nachts mochten rijden. Zij brachten de tijding, dat Nonquaas reeds met de Zoeloe's was slaags geweest, met verlies was teruggeslagen, doch desniettegenstaande in staat was, zich op een nader te bepalen punt met het Boerenkommando te vereenigen. Dit punt werd door Pretorius aan Nonquaas opgegeven, maar in plaats van de Panda's, die hij er meende te treffen, stootte Pretorius op de nog ongehavende regimenten van koning Dingaan.

Niet ver van zijn hoofdstad werd zijn lot beslist. De koning zelf voerde zijn leger aan. Hij had een slechten nacht gehad. Had hij in den droom de schimmen gezien der vermoorde Boeren? Hadden zij hun ontvleeschde handen uitgestrekt en hem naar de keel gegrepen?

Zijn blik was onrustig. Bange voorgevoelens vervulden zijn ziel, en zijn knie?n knikten als die van Belzazar, toen deze de geheimzinnige hand aan den wand het doodvonnis zag schrijven.

Maar Dingaan vermande zich, gaf het teeken tot den aanval, en nog eens deed zijn stem de vroegere geestdrift ontvlammen in de harten van zijn veteranen.

,,Daar komen de witmenschen," riep hij, ,,maar wij zullen hen overwinnen! Wij hebben hen gelokt diep in ons Zoeloeland, en niemand hunner zal ontsnappen! Ben ik niet de leeuw van het land der vele rivieren? Heb ik niet Piet Retief verslagen met zijn knechten, en Piet Uijs met zijn knechten, en Biggar met zijn duizenden? Wij zullen hen andermaal overvallen als een vuurvlam, die niet te keeren is, en hun lichamen tot spijze geven aan den roofvogel hoog in de lucht, en aan het wild gedierte, dat in diepe holen huist!"

Doch de witmenschen, die hij zou bestrijden, waren plotseling verdwenen. De Zoeloe's stonden voor een vijand, die zich onzichtbaar had gemaakt, en hun speeren gierden doelloos door de lucht. Doch nu en dan, van achter een klip, een struik, een boom werd een klein rookwolkje zichtbaar, en stortte een Zoeloekrijger dood voor den grond. De rookwolkjes vermenigvuldigen zich; nu zag men ze van voren, rechts, links, en slechts de knal van het Boerengeweer verbrak de stilte.

Koning Dingaan hoorde het fluiten der kogels, en hij zag met starren blik, welke verwoestingen zij aanrichtten. Hij wilde dien vijand te lijf, doch die vijand bleef onzichtbaar. Hij stond tegenover een vreeselijken, geheimzinnigen, onweerstaanbaren vijand--zijn dapperste veldheer stortte dood aan zijn voeten neer--de vale angst greep hem aan--de wrekers van het onschuldig vergoten bloed waren gekomen--hij keerde zich om en vlood om zijns levens wil!

Vernietigd was het leger van den Zoeloekoning, en gebroken de toovercirkel, waarin zich deze bloedhond bewoog.

Pretorius liet nu den Kafferprins Panda en zijne voornaamste hoofden voor zich komen, en terwijl zijn Boeren in volle uitrusting: den bandelier over de borst en het geweer over den schouder moesten aantreden, om getuigen te zijn, sprak hij het volgende: ,,Wij blanke Boeren hebben, zooals gij het met uw eigen oogen hebt gezien, over den wreeden Dingaan gezegepraald, zijn scepter gebroken en veel onschuldig vergoten bloed gewroken. Maar wij hebben dit niet gedaan door onze eigen kracht, maar in de kracht des Heeren, Die ons genadiglijk hielp. Nu heb ik, in naam van onzen Volksraad, goedgedacht, om u Panda te benoemen tot koning of opperhoofd over Zoeloe-land, u als onzen grooten bondgenoot te aanvaarden, en uwe vijanden als onze vijanden te beschouwen. Nooit zult gij zonder onze toestemming mogen oorlog voeren; gij zult geen bloed vergieten noch van den blanke noch van den kleurling, en wij zullen u steeds handhaven tegen iedereen."

Diep bewogen luisterde Panda; hij was getroffen door de edelmoedigheid der Boeren, boog het hoofd en antwoordde: ,,Groote Heer! Ik ben door eeuwige dankbaarheid aan u verknocht, want gij hebt mij verlost van de dwingelandij, waaronder ik jarenlang als een verstooteling heb gezucht. Ik zal uwe voorwaarden vervullen, en geen bloed vergieten van blanke of kleurling, zoolang de zon en maan hun schijnsel zullen geven. Wordt gij aangetast door de vijanden, dan zal ik u bijstaan met mijn geheele macht, en mijn laatsten man voor u wagen, want zie, ik was dood, en gij hebt mij weder levend gemaakt! Ik was verschopt, en gij hebt mij weder opgeraapt!"

Nu werd er een behoorlijk, in duplo geteekend contract opgemaakt, geteekend eenerzijds door Pretorius en eenige der voornaamste Boeren, en anderzijds door Panda en zijn kapiteins, waarbij Panda onder de opperhoogheid der Boeren tot koning over Zoeloe-land werd geproklameerd, terwijl de Boeren vreugdesalvo's losten.

Vervolgens hielden de Boeren een streng doch rechtvaardig gericht over Tambuza, Dingaan's eersten staatsdienaar. Zijn aandeel aan den moord op de Boeren werd klaar bewezen en hij werd tot den kogel veroordeeld, waarna de Boeren met een buit van veertigduizend beesten, die hun van de Zoeloe's toekwamen, in zegepraal terugkeerden naar hun lagers in Natal.

Slechts door een kleine groep getrouwen vergezeld, was koning Dingaan nu dicht bij de grenzen gekomen van zijn rijk.

Hij had zich nedergezet tegen den stam van een wilden kastanjeboom, dicht bij een gehavende veldtent, die men voor hem had opgeslagen.

Hij wierp een langen blik naar zijn verloren koninkrijk, en balde toornig de vuist.

,,Waar is het regiment der witte schilden," riep hij na een wijle, ,,waarmede ik zoo menigmaal de slagorden van den vijand heb verbrijzeld?"

,,Zij zijn uiteengestoven," antwoordde Toelma, een zijner dienaren, ,,en hun hart is geworden als water."

,,En de zwarte en de blauwe schilden--waar zijn zij?"

,,Zij waren niet bestand, o koning, voor het aangezicht der witmenschen, en zij versmolten van vrees."

Nu stond de koning op, en trad uit de schaduw van den kastanjeboom in het heldere licht der morgenzon, terwijl de even wreede als zinnelijke trekken van zijn gelaat en de krachtige lijnen van zijn zwaargebouwd lichaam nu duidelijk uitkwamen.

Hij staarde naar de verte, Zoeloeland in, en zijn strakke oogen klaarden op, toen hij in de verte boven het lange, golvend Tamboekigras den Zwarten kroeskop van een Zoeloe ontdekte.

In een snellen draf doorliep de Zoeloe den afstand, die hem scheidde van den koning, wierp zich voor hem ter aarde, stond toen op en kruiste zwijgend de armen over elkander.

,,Spreek Malowa," zeide nu de koning, ,,zijt gij een brenger van goede tijdingen?"

,,Uwe zon heeft zich verduisterd, o koning," antwoordde de Zoeloe. ,,Er zijn vele honden opgestaan in Zoeloeland, en zij bassen tegen den gewonden leeuw."

,,Maar de leeuw zal genezen, Malowa," zeide de koning, ,,en zijn klauw zal de honden verscheuren!"

,,Uw regimenten zijn verstoven als kaf voor den wind, o heer," hernam de Zoeloe, ,,of zijn overgeloopen tot uw broeder, tot Panda!"

,,Noem mij den naam niet van dien vervloekte," schreeuwde Dingaan, en hij knarste woedend op zijn tanden.

,,Ik heb hem gezien, o koning," zeide de Zoeloe,--,,het zwart in zijn oogen--ik had de werpspeer reeds gereed--"

,,Indien uw speer zijn adem had afgesneden, Malowa," riep de koning, ,,ik zou u met goud en elpenbeen hebben omhangen!"

De Zoeloe zweeg een oogenblik.

,,Hebt gij 't soms gedaan?" ging de koning voort op gedempten toon, terwijl de haat zijn oogen deed fonkelen.

Malowa schudde het hoofd.

,,'t Is niet mijn schuld, o koning, dat de geest des levens nog boven hem zweeft. Ik had mij strikt gehouden aan uw orders, en mij laten inlijven bij het leger van Panda. Dag en nacht heb ik zijn tent begluurd, maar ik moest voorzichtig zijn, want reeds had ik de aandacht getrokken van een witgezicht--men noemde hem den leeuwenjager--die mijn gangen naging, en mij naspeurde met zijn harde, strenge oogen. En toen ik meende een goede kans te hebben, en mijn hand reeds de assegaai had gegrepen, waarschuwde hij den Kafferprins, en slechts door een snelle vlucht redde ik mij van zijn kogel."

,,Waar is mijn vee?" vraagde Dingaan, ,,mijn duizenden ossen?"

,,De Boeren hebben ze genomen, o koning!"

,,En waar is Tambuza?"

,,Zijn gebeente ligt te bleeken op de gerechtplaats, bij uw hoofdstad!"

Weer hoorde men het knarsen der tanden.

,,Malowa," brulde de koning met schorre stem, ,,breng mij mijn regimenten! Mijn regimenten, Malowa!"

Hij stampte op den grond, en gaf eene zijner vrouwen, die naast hem hurkte, een schop.

Hij balde de vuist en hief den arm dreigend omhoog.

,,Hoe zal ik mij wreken!" schreeuwde hij. ,,Ik zal de vrouwen en kinderen der Boeren levend spiesen op scherpgepunte palen, en de Boeren--ha! Ik zal mij wreken, dat er de latere geslachten nog van zullen beven!"

Hij wachtte een oogenblik, want een snelvoetige Zoeloe naderde.

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme