Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: To the sons of tomorrow by Cox Irving E Beecham Tom Illustrator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 225 lines and 13148 words, and 5 pages

Jules Verne

Een Kapitein van Vijftien jaar

De Walvischjagers.

Amsterdam

Uitgevers-Maatschappij "Elsevier"

EERSTE HOOFDSTUK.

DE SCHOENERBRIK PELGRIM.

Dit vaartuig van vierhonderd ton, uitgerust te San-Francisco voor de groote visscherij in de zuidpoolzee?n, behoorde in eigendom aan James W. Weldon, een rijken Californischen reeder, die al sedert vele jaren het bevel over dezen bodem toevertrouwd had aan kapitein Hull.

Onder de bevelen van kapitein Hull, die een goed zeeman en daarenboven een der bekwaamste harpoeniers der vloot was, stond een bemanning van vijf matrozen en een leerling. Dit was voorzeker een kleine bemanning voor de walvischvangst, die een vrij talrijk personeel vordert. Er is volk noodig zoowel om de booten die den walvisch moeten aanvallen te besturen als om de gevangen dieren in stukken te hakken. Maar, naar het voorbeeld van zekere reeders, vond ook James W. Weldon het veel zuiniger om te San-Francisco slechts het tot het bestuur van het vaartuig benoodigde aantal matrozen aan te werven. Nieuw-Zeeland leverde genoeg harpoeniers, zeelieden van allerlei nati?n, deserteurs en allerlei slag van volk op, die hij voor den tocht kon huren en als zeer bekwame visschers te boek stonden. Was de kampanje eenmaal afgeloopen, dan werden zij afgemonsterd en wachtten dan tot dat de walvischvaarders het volgend jaar opnieuw hunne diensten kwamen inroepen. Op deze wijze werd er een beter gebruik van de beschikbare zeelieden gemaakt en grooter voordeelen van hun medehulp getrokken.

De schoenerbrik had haar kampanje op de grens van den zuidpoolcirkel afgelegd. Maar haar volle lading van vaten traan en walvischbaarden had zij niet kunnen verkrijgen. Toen reeds werd de vangst moeielijk. De tot het uiterste vervolgde walvisschen werden schaarsch. De echte walvisch, die den naam draagt van "Nordcaper" in den noordelijken Oceaan en dien van "Sulpher-boltone" in de zuidelijke zee?n, verdween al meer en meer. De visschers hadden zich moeten vergenoegen met den "vinvisch" of "snavelwalvisch", een reusachtig zoogdier, welks aanvallen niet zonder gevaar zijn.

Maar op het oogenblik dat de familie zou vertrekken, werd de kleine Jack vrij ernstig ziek en moest zijn vader, die door zijn zaken gedwongen was te vertrekken, Auckland verlaten en zijn vrouw, zijn zoon en zijn neef Benedictus achter laten.

Neef Benedictus,--dat spreekt van zelf,--zou haar begeleiden.

Deze neef was een goede man van omstreeks vijftig jaren. Doch in weerwil van zijn vijftigjarigen leeftijd, zou het niet voorzichtig geweest zijn hem alleen te laten uitgaan. Hij was eer lang dan groot, eer smal dan mager, met een beenachtig gelaat, een ontzaglijk hoofd en lange haren; men herkende in zijn eindeloos figuur een van die waardige geleerden met gouden bril, onschadelijke en goede wezens, die bestemd zijn hun gansche leven groote kinderen te blijven en zeer oud te worden, als honderdjarigen die als zuigelingen sterven.

"Neef Benedictus,"--zooals men hem steeds en niet alleen in zijn familie noemde, en werkelijk was hij een van die goede wezens die door iedereen met den naam van "neef" begroet worden,--neef Benedictus, die altijd in de war scheen te zijn met zijn lange armen en beenen, zou zich, zelfs in de meest gewone omstandigheden van het dagelijksch leven, niet hebben kunnen redden. Hij was niet hinderlijk, volstrekt niet, maar eer lastig voor anderen en verlegen met zich zelven. Gemakkelijk in den omgang overigens, met alles tevreden, vergetende te eten of te drinken, als men hem niet te drinken of te eten bracht, ongevoelig voor koude of warmte, scheen hij minder tot het dierenrijk dan tot dat der planten te behooren. Men stelle zich een boom voor, zonder eenig nut, zonder vruchten en bijna zonder bladeren, niet in staat om te voeden of te beschutten, maar met een goed hart.

Zoodanig was neef Benedictus. Hij zou gaarne iedereen diensten bewezen hebben, indien, zooals Prudhomme zou zeggen, hij in staat ware geweest ze te bewijzen.

Eindelijk, men had hem lief juist terwille van zijn zwakheid. Mevr. Weldon beschouwde hem als haar kind,--als een grooten oudere-broeder van haar kleinen Jack.

Wij moeten hier nog bijvoegen dat neef Benedictus evenwel noch werkeloos, noch onledig was. Hij was integendeel een werkzaam mensch. De natuurlijke historie waarin hij zich geheel kon verdiepen, was zijn eenige hartstocht.

Nu is "de natuurlijke historie" een woord van grooten omvang.

Men weet dat de verschillende onderdeelen, waaruit deze wetenschap bestaat, zijn de dierkunde, de botanie, de delfstofkunde en de aardkunde.

Nu kon neef Benedictus volstrekt geen botanicus, noch mineraloog, noch geoloog genoemd worden.

Was hij dan een zo?loog in de geheele beteekenis van het woord, een soort van Cuvier der nieuwe wereld, die het dier door analyse ontleedde of het door synthese weder opbouwde, een van die diepzinnige geleerden, die geheel doorgedrongen zijn in de studie der vier typen waartoe de nieuwere wetenschap het geheele dierenrijk, gewervelde dieren, weekdieren, gelede dieren en straaldieren brengt? Had de na?ve maar werkzame geleerde, van de vier afdeelingen de verschillende klassen bestudeerd en de orde, de families, de rassen, de geslachten, de soorten, de vari?teiten, die ze onderscheiden, nagegaan?

Neen.

Had neef Benedictus de gewervelde dieren, de zoogdieren, vogels, kruipende dieren en visschen, tot het onderwerp zijner nasporingen gemaakt?

Geenszins.

Had hij bij voorkeur de weekdieren, van de cephalopoden af tot de bryozo?n toe, bestudeerd en had de malacologie geen geheimen meer voor hem?

Evenmin.

Het waren dus de straaldieren, de stekelhuidigen, de schijfwallen, koraaldieren, ingewandswormen, sponsen en infusiediertjes, die hem zooveel olie in zijn studielampje gekost hadden?

Nu waren het niet de straaldiertjes, en daar er in de zo?logie niets meer op te noemen overblijft dan de afdeeling der gelede dieren, zoo spreekt het van zelf, dat het deze afdeeling is waarop neef Benedictus zich met hart en ziel had toegelegd.

Maar ook dan nog is het noodig te specificeeren.

De afdeeling der gelede dieren telt zes klassen: de insecten, de duizendpootigen, de spinachtigen, de kreeftdieren, de rankpootigen, en de ringwormen.

Nu had neef Benedictus wetenschappelijk geen aardworm van een bloedzuiger, geen steenbreker van een zee-eikel, geen huisspin van een schorpioen, geen garnaal van een kikvorsch kunnen onderscheiden.

Maar wat was neef Benedictus dan?

Een eenvoudig entomoloog, niets meer of minder.

Ongetwijfeld zal men hierop antwoorden, dat in haar etymologische beteekenis, de entomologie dat gedeelte der natuurkundige wetenschap is dat al de gelede dieren bevat. Dit is waar in algemeenen zin, maar de gewoonte heeft bepaald dit woord slechts in meer beperkten zin op te vatten. Men past het dus toe op de eigenlijk gezegde studie der insecten, dat wil zeggen "van al de gelede dieren welker lichaam, uit aan elkaar geplaatste ringen samengesteld, drie verschillende segmenten vormt en die drie paren pooten bezitten, hetgeen hun den naam van hexapoden verleend heeft."

Daar nu neef Benedictus zich bepaald had tot de studie der gelede insecten dezer klasse, was hij slechts een eenvoudig entomoloog.

Maar men achte dit niet gering! In deze klasse van insecten telt men niet minder dan tien orden: de orthoptera , de neuroptera , de hymenoptera , de lepidoptera , de hemiptera , de coleoptera , de diptera , de rhipiptera , de parasieten , en de tysanura . Nu heeft men in sommige dezer orden, de coleoptera bijvoorbeeld, dertig duizend soorten en zestig duizend in de diptera; de onderwerpen tot studie ontbreken dus niet en men zal toestemmen, dat er genoeg voorraad is om een mensch alleen bezig te houden.

Het leven van neef Benedictus was dan ook eenig en alleen aan de entomologie gewijd.

Al zijn tijd zonder uitzondering, zelfs zijn tijd om te slapen, besteedde hij aan deze wetenschap; steeds droomde hij van "hexapoden". De spelden in de mouwen en den kraag van zijn jas, in den bodem van zijn hoed en de omslagen van zijn vest, waren ontelbaar. Als neef Benedictus van een wetenschappelijke wandeling terugkwam, was vooral zijn kostbaar hoofddeksel niet meer of minder dan een doos met voorwerpen van natuurlijke historie, daar het van binnen en van buiten bezaaid was met doorstoken insecten.

Wanneer wij nu nog hierbij voegen, dat hij juist uithoofde van zijn entomologischen hartstocht den heer en mevr. Weldon naar Nieuw-Zeeland vergezeld had, zal dit voldoende zijn om dezen zonderling te schetsen. Zijn verzameling was daar verrijkt geworden met eenige zeldzame voorwerpen en men begrijpt licht dat hij haast had ze in de loketkas van zijn kabinet te rangschikken.

Maar hij was de man niet voor mevr. Weldon op wien ze in hachelijke oogenblikken kon rekenen. Zeer gelukkig zou het een gemakkelijke reis zijn in het schoone jaargetijde, aan boord van een vaartuig welks gezagvoerder al haar vertrouwen verdiende.

Neef Benedictus nam in een bijzonder daartoe ingerichte bus zijn gansche vreemde verzameling insecten mede. In deze verzameling bevonden zich onder anderen eenige van die pas ontdekte staphylini, een soort van vleeschetende coleoptera , welker oogen boven op den kop geplaatst zijn en die tot nog toe alleen op Nieuw-Caledoni? gevonden werden. Men had hem ook een zekere vergiftige spin aanbevolen, de "kapipo" der Maori's, welker beet voor de inlanders dikwijls doodelijk is. Maar een spin behoort niet tot de orde der eigenlijk gezegde insecten, zij heeft haar plaats in die der arachniden en was in de oogen van neef Benedictus zonder eenige beteekenis. Daarom had hij haar ook versmaad en was het juweel van zijn verzameling een merkwaardige Nieuw-Zeelandsche staphylinus.

Toen het schip zeilree lag en mevr. Weldon en haar reisgenooten zich op het dek van de schoenerbrik bevonden, sprak kapitein Hull zijn passagiers aan met de woorden:

"Waarom maakt u me deze opmerking mijnheer Hull?" vroeg mevr. Weldon.

"Omdat ik in dit opzicht geen order van uw man gekregen heb, en geen schoenerbrik u ooit de waarborgen van den gemakkelijken overtocht kan aanbieden van een pakketboot, die uitsluitend bestemd is tot het varen van passagiers."

"Als het niets anders is, mijnheer Hull," antwoordde Mevr. Weldon, "dan kan mij dit niet terughouden. Ik ben niet een van die lastige passagiers, die onophoudelijk klagen over de bekrompen kooien of de karige tafel."

Toen, na op haren kleinen Jack, dien zij aan de hand hield, een liefdevollen blik geworpen te hebben, zeide zij:

"Laat ons vertrekken, mijnheer Hull!"

Doch drie dagen later na haar vertrek was de schoenerbrik tengevolge van een sterke bries uit het oosten, verplicht in den wind op te werken.

Ook bevond kapitein Hull zich den 2en Februari op een hoogere breedte dan hij wel gewild had en wel in den toestand van een zeeman die eerder trachtte kaap Hoorn om te zeilen dan langs den kortsten weg de nieuwe wereld te bereiken.

TWEEDE HOOFDSTUK.

DICK SAND.

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme