Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: The timeless tomorrow by Wellman Manly Wade

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 263 lines and 14428 words, and 6 pages

SCHETSEN UIT DEN KAUKASUS.

Uit de reisportefeuille van Mevrouw Carla Serena.

Ik heb reeds vroeger meermalen van de posthuizen en hunne inrichting gesproken: het is dus niet noodig, nu nog eene beschrijving te geven van het poststation van Samtredi, dat niet beter of slechter was dan de anderen, en waar wij den nacht doorbrachten. Dit station is het tweede aan de lijn van Poti naar Tiflis, na dat van Novo-Senaki. Het vlek zelf behoort tot Mingreli?. Op eenige wersten afstands ligt Orpiri, dat men langs een goeden straatweg bereikt. Den volgenden morgen vroeg vertrokken wij van Samtredi naar Orpiri, waar ik niet verzuimde een bezoek te brengen aan de voornaamste hoofden van de sekte der Skoptzis, die daar gevestigd zijn. Orpiri aan de Rion gelegen, is, zoo als men weet, een der plaatsen geweest, waarheen deze sektarissen werden verbannen. De achtergeblevenen maken een allertreurigsten indruk; hunne doffe oogen, hun zwakke stem, hun trage slepende gang vormen een zonderling contrast met het voorkomen van de krachtige schoone Mingreli?rs, in wier midden zij leven en onder wie zij nooit proselieten hebben kunnen maken. Deze Skoptzis, voor het meerendeel grijsaards en oude vrouwen, eten geen vleesch, maar voeden zich met visch. Voor den aanleg van den spoorweg, toen men om het binnenland van Mingreli? te bezoeken, gebruik moest maken van de booten die op de Rion voeren, hadden zij het monopolie van dat vervoer; maar sedert de spoorweg de vaart op de rivier heeft vernietigd, hebben de schippers en ondernemers van stoombootdiensten Orpiri verlaten, om zich elders te vestigen.

De voormalige residentiestad der vorsten van Goeri? ligt in eene vlakte, aan den rechter oever van de Bzoedsja, en wordt bovendien nog door eene andere rivier, de Nataneba, besproeid. Aan dezen overvloed van stroomend water dankt zij dien weelderigen, rijken plantengroei, die haar als met een mantel van groen omhangt. In het rond, een krans van bergen; aan de eene zijde met name de keten van de Adsjartzki, die Goeri? van de turksche provinci?n scheidt; aan den voet dezer bergen vloeit de Dsjolak, die zich bij Sint-Nikolaas in de Zwarte-zee uitstort en de natuurlijke grensscheiding vormt tusschen Rusland en Turkije.

De uitrusting der infanteristen is geheel anders. Hun uniform bestaat uit een kort buis van zwart laken, met een goud galon versierd; uit een wit vest, dat onder het openstaande buis tevoorschijn komt; uit een rood laken muts met gouden kwast; en uit een sjerp van veelkleurige zijde, die als gordel dient en gedragen wordt door een tweeden gordel van zwart leer met goud geborduurd, waaraan een lange dolk, een pistool, de patronen, een kruit- en kogelzak hangen, benevens nog een zonderling toestel, bestaande uit een zeker aantal touwen met knoopen, vooruit klaar gemaakt om de gevangen vijanden te knevelen. Vergeet ook niet een lederen beker, die als drinkglas dienst doet, een tabakzak, en een zak voor sigaren en lucifers. Het geweer wordt schuin over den rug gedragen. In Europa zou zulk eene uitrusting aan een soldaat uit eene vaudeville doen denken; hier is alles er op berekend om een verrassenden, schilderachtigen aanblik op te leveren en den smaak te streelen. De infanterie van het regiment van Koeta?s is met engelsche carbeygeweren gewapend.

Daar de inlandsche regimenten van den Kaukasus zelven hunne uitrusting moeten betalen, behalve het geweer, dat de staat verschaft, is de soldij hier veel hooger dan in het russische leger; de soldaat ontvangt zestig roebels per jaar, behalve voeding voor zich en zijn paard, terwijl een gewoon russisch militair slechts vier roebels ontvangt. Er zijn maar twee zulke regimenten, dat van Koeta?s en dat van Daghestan. Er is bovendien te Oezoergheti ten allen tijde een russisch garnizoen.

Tusschen den prikkelbaren, strijdlustigen Goeri?r en den bij uitstek vreedzamen, om niet te zeggen lafhartigen Mingreli?r bestaat, sedert onheugelijke tijden, eene erfelijke veete en vijandige naijver. Men verhaalt, dat eens, in de zestiende eeuw, toen de koning van Imerethi? zijne beide buren, den Dadian van Mingreli? en den vorst van Goeri?, tot bijwoning van een feest had uitgenoodigd, deze laatste in zijn gevolg en zijne geheele uitrusting zoo groote weelde en pracht ten toon spreidde, dat de Dadian zich daardoor gekrenkt achtte. Wat deed hij nu om zich te wreken? Terwijl zijn mededinger, in het uur der si?sta, rustig lag te slapen, sneed hij hem een zijner knevels af. Dat is de ergste beleediging, die men in Kaukasi? iemand kan aandoen. Toen de Goeri?l wakker werd en bespeurde wat men hem gedaan had, zwoer hij bij zijn knevel--een nog heden gebruikelijke eedsformule--, dat hij zich geducht wreken zou. Zich het gelaat met zijn bashlik bedekkende, opdat niemand bemerken zou hoe men hem mishandeld had, vertrok hij op stel-en-sprong, zonder zelfs afscheid te nemen van zijn gastheer, den koning van Imerethi?. Na zijn vertrek vertelde de Dadian aan iedereen, welke poets hij den Goeri?l gespeeld had. De koning van Imerethi?, bevreesd voor de gevolgen van deze ongepaste aardigheid, zond aanstonds den vorst een bode na, om hem te verzoeken naar het feest terug te keeren. Hij antwoordde, dat hij eerst dan terug zou keeren naar een plaats waar men geen ontzag had voor een slapende, als hij zich wakende zou hebben gewroken.

De Dadian was juizard, and as such gallow's-meat in this world and hell's-meat in the next?"

"I would say back that you are sadly wrong," said Nostradame, "and that the layer of the information is sadly a liar."

Gigny's teeth and eyes gleamed mockingly. "You mischief your case when thus you insult the informant--"

"Who is the Lady Olande de la Fornaye," finished Nostradame for him.

"You know, and a demon's voice must have told you, for but now did she accuse you," cried Gigny. "Knave, you are undone. Now shall we search your house. If you prove to have books of black art, charms and instruments--"

He took a step toward the study door, beyond which Nostradame had all three of the articles Gigny had named as damaging. Nostradame shifted position to bar the witch-finder's way, and when Gigny would have persisted, shoved him back so that he staggered and almost fell.

"I am a scholar and a person of gentle blood," said Nostradame. "I will not be treated like a rabbit-poacher or a thief of handkerchiefs. Bring a writ of law before you think to search here."

"My writs of law are of steel," snarled Gigny. "Aho, you two! Draw on this saucy challenger."

The men-at-arms drew, and Nostradame leaped quickly to the wall where hung his own straight sword with its cross hilt and brass mountings.

"Lies the wind at that door?" he said, with sudden gaiety. "Come, then, both of you. I ask only a fair stage and no favor."

His own blade rasped out of its sheath. In a trice he had parried the stroke of the first man to reach him, then a darting threat from his point caused the second to give back. At once the pair saw that they had their hands full--Michel de Nostradame had been a strong swordsman from his student days at Montpellier, and had not let his skill rust for want of exercise.

A little of the stout German cut-and-thrust was in his method, and more than a little of the Italian school, which makes the blade both attack and defense. Two though they were against him, and mailed where he was but gowned, they strove their best and could no more than hold him in check.

But Gigny had rushed past the three battlers, to the door from which Nostradame had thrust him. He tore it open and stepped through. A moment more, and he yelled aloud in coarse laughter, then turned to emerge.

"Cease!" he cried. "A truce, a truce! Put up swords, I pray!"

Obediently his servants gave back, lowering their points, but Nostradame remained on guard. His brilliant eyes were hard and angry.

"God's wounds, I see now this gentleman's wizardry, and would we all could learn from him," sniggered Gigny. "Messire Nostradame--that is your name? You had all good reason to deny us our searching. I have been precipitate here, and a little offending--"

"More than a little," growled Nostradame.

"Then I cry pardon, and do you cry forgiveness." As Nostradamus, too, grounded his sword-point, Gigny came close, nudging the doctor as though to say they shared a pleasant secret. "I am a man of the world, sophisticated--I can see why the charge was placed. One lovely lady ousted from your favor by another--forgive me, I beg again, and also again--send us all such wizard powers, and eke such familiar spirits!"

And he walked out, with a last leer over his shoulder, waving his servants along with him. Nostradame leaned a trifle on his sword, so that the good steel bent springily, and frowned. Then he turned toward the open study door, to see what matter had so changed the tune of the witch-finder.

Of his books, the bronze tripod stool, the water-basin, the forked rod of laurel, his robe with the strange symbols, nothing showed. These had been gathered under his desk, over which had been thrown the cloak of Anne Poins Genelle. And on a couch in a corner she half reclined, the low-cut collar of her gown twitched down so as to reveal a bare shoulder--slim but not bony, Nostradame saw at once. She was the picture, most skilfully posed, of a luresome lady surprised in an intrigue.

"From my heart's depth do I thank you, child," said Nostradame earnestly. "They are gone--"

She rose, twitching her gown into place again.

"It was all I could think to do in that short time. To hide the things they must not find, and to appear to be your reason for secrecy. You are not angry with me?"

"I dread only that you may have brought undeserved shame on yourself. As God is my judge, I am no wizard or devil-companion. But how could you know, and be moved to help my helplessness?"

"That." She pointed to the sword he still gripped. "Its hilt--a cross, and set with a holy name. I read it cut upon the brass as it hung on your wall. And in here--" She pointed again, to the crucifix on the wall, the Madonna on a shelf. "In the presence of the true faith, how could black magic work? Surely, messire, you seek knowledge, but not evil. If you work miracles indeed, right so did the holy saints. I would be your friend."

"You are my friend and my rescuer." He laid the sword on the couch, and stooped to kiss her little hand. In France of 1547 that was a gesture no more than well-bred and admiring, but her fingers stirred in his. The heart of Nostradame, mature and mentalized scholar, was touched. "And how," he continued, "may I serve you in some small way to pay in part my great debt?"

"Be only what you are," she said.

"What do you know of what I am?"

"Perhaps," murmured Anne Poins Genelle, "I, too, have more senses than five. Perhaps I am aware of things beyond this small space and time in which we huddle."

"Child!" In his sudden blaze of feeling, he clutched her forearms. They were small in his grasp, like the forks of the ceremonial laurel rod. "Are you telling me that you, too, know the hour of sight?"

The suddenness of his cry and movement made her shrink in his clutch, and he let go and stepped back.

"Indeed, I cannot say what I meant," she said, recovering. "I only felt what you tried to say to my cousin, Lady Olande, and could understand when she could not or would not. I'll stay a moment, if you talk to me, messire."

He smiled at her. He had not felt so comradely toward anyone in years. Standing over her in his gown of dignity, he was taller than one might think, so broad was his body and so easily did he carry its breadth.

"I think the more, and speak little," he temporized. "Would that speech were as free as thought. Some day it may come to that."

"A prophecy."

"A hope." He led her to the desk, and lifted from it her mantle. There lay his papers. "You deserve my trust, Lady Anne. And, faith, perhaps I need one to listen and believe and understand. Here. Read this first of my quatrains."

He handed the sheet to her. She read aloud, softly:

Seated within my study-room at night Alone upon a tripod stool of brass, I saw from out the silent dark a light That mirrored magic scenes as in a glass....

"That explains how visions come to me," he told her. "Thus I begin my record. How came I thus to study and work? Perhaps by way of my fathers--my grandfather read white magic, and urged me to the like. When I went to Montpellier, to the university founded long ago by fugitive wise Arabs, I learned foreign languages and foreign arts, along with medicine. Books of wisdom did I con in the library--Roger Bacon of England, Albertus Magnus, and certain scrolls by Eastern magi. Yet I did hesitate over their teachings. I think," and he sighed, as if weary a little, "that the hour of sight forced itself upon me."

"It came whether or no?" she suggested; and when he nodded, "When?"

He explained that classical formula of action--the forked rod, the basin redolent of herbs, the moistening of the robe's hem, the tripod stool such as once accommodated the oracle at Delphi.

He handed her another quatrain:

The coffin sinks within the iron tomb Where dead and still the King's seven children lie, While ancient ghosts rise from the hellish gloom And weep to see their withered fruit thus die.

"A dubious mystery," said Anne, giving the paper back.

Add to tbrJar First Page Next Page

Back to top Use Dark Theme