Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read Ebook: An A. B. C. of every-day people by Farrow G E George Edward Hassall John Illustrator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 63 lines and 4695 words, and 2 pages

Few are anxious to kiss Such an elderly miss; It is sad, but a fact, you poor ancient Miss W.

X the Excitable.

Drives him quite off his head; And I have heard it said That such conduct his wife doth exceedingly vex.

Y the Youthful.

To look younger than ever Is her constant endeavour; Though her age you will probably guess, if you try.

Z the Zealous Zoologist.

There's no cause for alarm, It can do you no harm, For the creature, of course, is decidedly dead.

TRANSCRIBER'S NOTES:

Johan Doxa verklaarde haastig dat hij zuiver en gezond was gebleven. Hij vreesde de sterke waarschuwingen, welke hij in den naam van God en langs God's eigen woord ontving, en zoo kwam het, dat hij het gloeiend geheim van zijne blijde gedachten voor zich zelf bewaarde, verborgen en eenzaam op het lage zolderkamertje, tusschen het vlakke portret, de blauwe tabakspot, de peinzende ekster en het triptrappende eekhoorntje.

Op een avond gebeurde echter een ongemeen geval. Johan Doxa wandelde om de platte kaaien van de breede vaart. Het was een najaarstijd. Een druppelende nevel hing over het water en de gele lanteernlichten vlekten wijdopen op de dichte damplagen. De avond was dik en rot. Rappe menschen schoven voorbij of een eenzame wagen waggelde gelijk een ruchtbare schaduw door de grijze massale duisternis. Op de ijzeren brug die naar de dokken leidt, bleef Johan stille staan. Hij staarde naar de klotsende vaart waar het roode licht van een signaalbord roerend brokkelde. Een stille zwarte boot gleed binnen de misten. Men hoorde het verre geronk en de belrinkeling van een zoevende elektriektram. Johan Doxa dacht, naar gewoonte, aan zijne heldere toekomst, want hij placht gaarne het beeld van zijne liefde te verplaatsen in de zonnigheid van een komende welvaart. Hij zag zeer duidelijk het huisje met de oranje luiken, den wilden wingerd boven de deur, het zomerlicht op den drempel. Hij zag den haard met de zoete warmte en den zoeteren vrede. Hij zag Julia. Een stille boot voer, zwart en water-roerend, onder de brug, en het roode signaallicht kronkelde langs de schokkende golfjes. Het sloeg negen uren op den ouden Kathelijne-toren.... Hij kuierde de dokken voorbij, keerde om naar de Vischmarkt en sloeg een smal steegje in, dat op den hoek van het Zaterdagsplein uitzicht gaf. Hij had zijne handen in zijne broekzakken gestoken en ging al fluitend. Op het Zaterdagsplein stond een driearmige gaslanteern en, juist onder de gele klaarte, een onbeweeglijke politie-agent. Johan Doxa zag hem pas als hij heel dicht bij hem genaderd was, want de nevel dikte nu tallenkant zoo zwaar, dat de straten op vierkante holten leken, waar verwijlde een vette smoor. Johan blikte even naar den politie-agent op, dewelke, paalrecht onder zijn opgestoken kapeline, rustig te rooken stond....

Maar ineens begon Johan Doxa te loopen, te loopen alsof hem een schielijk gevaar op de hielen zat. Hij hield niet op v??r hij de Zes-penningenstraat bereikte. Hij struikelde hijgend tegen het groene hekje en sukkelde wild-blazend de trap op. De leuning piepte en de trapberden kraakten. Hij stak op het zolderkamertje eene kaars aan, die hij op den kant van de tafel plantte en zakte toen op zijne knie?n, geheel dooreen, als een halm door de zeis getroffen.

De ekster zat niet op haar rustige plaats. Ze vleugelde angstig over de geel-bruine bedsargie en hare gloeiende oogjes blikkerden buitengewoon. Ze trachtte met wippende sprongskens en klein gekrijt de aandacht van haar bedrukten meester naar het spectakel van een leelijke gebeurtenis te lokken. Johan evenwel lag op het plankier ineengedrongen en drukte in zwijgende wanhoop zijne ellebogen op zijne knie?n, en keek halsstarig voor zich uit. In den geluidloozen tralietrommel hing het eekhoorntje, dat dood was gegaan.

"Anatole", zei Johan Doxa, terwijl zijn bleeke vriend op den rand van de ijzeren koets zijne nagels schoon maakte en, daarnaast, de witte gezichten van Biebuyck en Donkerwolck boven de gele heupen van de viool en cyther opgeschoten, "ik zeg het u, zoo lange dagen en dagen heb ik over dat ding te zwoegen gezeten. Hebt ge de lieve madeliefjes gezien, die ik langs een wiegend thema van blaadjes en knopjes op den steel geschilderd heb? Gij waart vaak de verwonderde getuige van mijne verduldigheid. Het groene sijsje zong perelend onder ginds vierkante zonnelicht. Het eekhoorntje d

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Back to top Use Dark Theme