|
Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.Words: 28232 in 8 pages
This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.
![]() : Tocht naar de dalen van den kinaboom (Peru) De Aarde en haar Volken 1873 by Marcoy Paul - Peru Description and travel De Aarde en haar Volken@FreeBooksTue 06 Jun, 2023 TOCHT NAAR DE DALEN VAN DEN KINABOOM . Wij hebben in den vorigen jaargang, den franschen reiziger Paul Marcoy verlaten, terwijl hij midden in de bosschen, nabij den berg Basiri, de terugkomst der naar het dichte woud getogen cascarilleros afwachtte, en inmiddels zijne aanteekeningen omtrent den kinaboom verzamelde. Vergezellen wij hem thans ook nog op het laatste gedeelte van zijn tocht. Nadat eerst de kolonel en Pepe Garcia, en kort daarop ook de boliviaansche cascarilleros waren teruggekeerd, verlieten wij onzen heuvel, en voegden ons weder bij de andere afdeeling van ons reisgezelschap, die haar weg langs de rivier had vervolgd. Wij trokken nu dien dag en den volgenden langs de oevers van den Cconi voort, steeds het woud op eenigen afstand ter rechterzijde houdende, en verder omgeven door een landschap, dat weinig afwisseling aanbood. Tegen den avond van den tweeden dag bereikten wij eene opene vlakte, tamelijk vrij van kreupelhout on aan de zijde der rivier door dichte rietbosschen omzoomd. Wij besloten hier den nacht door te brengen. Tot onze verbazing ontdekten wij, naderbij komende, eenige hutten van Indianen. Die armelijke woningen, zonder dak, deur of venster, waren uit biezen en riet gevlochten, en rustten op twee palmhouten staken, die in den grond waren bevestigd: men kon zich bezwaarlijk eenvoudiger verblijven denken. Tusschen deze staken waren eenige draden of touwen van boomschors gespannen, waaraan pijlen hingen; op den grond lag eene ruw bewerkte aarden pan, een stuk zwarte was, bananenschillen en vederen van vogels. In den omtrek dezer hutten, die zoo pas door de eigenaars verlaten schenen, droeg de platgetreden grond de zeer duidelijke sporen van menschen niet alleen, maar ook van jaguars en andere dieren. Na een nauwkeurig onderzoek der hutten, overlegden wij te zamen of het raadzaam was hier den nacht door te brengen, dan wel eene andere, meer veilige plaats voor ons bivouac op te zoeken. Pepe Garcia en Aragon waren van meening, dat wij gerust konden blijven; zij verzekerden ons dat wij ons aan geen gevaar hoegenaamd blootstelden, mits wij slechts de woningen en wat daarin was ontzagen. Hun voorstel werd aangenomen, en wij lieten dadelijk met de toebereidselen voor ons nachtverblijf aanvangen. Wij sloegen onze hutten op eenige schreden afstands van die der Siriniris op, en namen de vereischte maatregelen, om het vuur ook gedurende den nacht brandende te houden. Bovendien moest een onzer lieden, bij beurten, de wacht betrekken. Na de eerste kennismaking kwam het tot nadere verklaring. Pepe Garcia begon het gesprek in eene vreemde taal, waarin hij, tot mijne groote verbazing, spaansch en quechua mengde. Aragon, die niet werkeloos wilde blijven, sprak nu en dan eenige volzinnen in datzelfde wonderlijke mengelmoes, dat ook de eerste tolk gebruikte. Uit dit verschil van taal bij de onderscheidene sprekers leidde ik af, dat onze tolken in geenen deele vertrouwd waren met het dialect der Chunchos, zooals zij herhaaldelijk hadden verzekerd. Onze bezoekers schenen echter de brabbeltaal van onze tolken te verstaan, althans te begrijpen wat zij zeggen wilden. Om deze lieden gunstig voor ons te stemmen en het vertrouwen van hun stam te winnen, gaf ik hun engelsche messen met beenen heften, ter waarde van acht stuivers, die zij met allerlei bokkesprongen, ten teeken hunner vreugde, aannamen. Daarop stak een hunner zijn vingers in den mond, en liet een doordringend schel gefluit hooren: dit was blijkbaar een afgesproken teeken, want aanstonds begonnen de biezen op eenigen afstand te schudden en te ruischen, alsof een troep wilde dieren zich daar een weg baande; en weldra kwamen negen mannen te voorschijn, die, na een poos rondgesprongen te hebben, ook naar ons toekwamen en ons evenzoo in hunne armen drukten. Achter de mannen zag ik zeven vrouwen en drie leelijke honden: maar in plaats van ook naar ons toe te komen, bleven zij aan den rand van het rietbosch. Inmiddels waren een paar uren verloopen; de zon stond hoog aan de hemel: onze Bolivianen wenschten te vertrekken. Ik liet dus onze bagage weder inpakken, en middelerwijl het ontbijt gereed maken, waarbij ons de pas ontvangen vruchten goed te stade kwamen. Terwijl de bananen in den ketel over het vuur hingen, en de yuccas in de heete asch werden gebraden, teekende ik de portretten van eenige Siriniris, en toonde hun die. Zij lieten evenwel niet de minste verwondering of belangstelling blijken. Het papier alleen, waarvan ik hun een blad gaf, scheen hunne aandacht te trekken; zij bekeken en betastten dat van alle zijden, beroken het, en gaven het daarna aan hunne vrouwen, die het evenzoo onderzochten, en eindelijk in een soort van tasch wegstopten. Weldra was de maaltijd gereed; de ketel werd van het vuur genomen, en wij schaarden ons in een kring daaromheen op den grond. De wilden zetten zich zonder komplimenten bij ons neder, en overlaadden ons, terwijl wij aten, met zooveel attenties en beleefdheden, dat wij groote moeite hadden om bedaard te blijven. Sommigen haalden, op gevaar af van zich te branden, de stukken banaan uit den ketel, en brachten die aan onzen mond; anderen streken ons met hunne ruwe, onzindelijke handen over het gelaat, betastten onze haren of onzen baard, of trokken de panden onzer vesten naar zich toe om de stof en het maaksel te onderzoeken. Dit alles ging gepaard met onverstaanbare uitroepen en luid gelach: het scheen wel dat zij ons in de eerste en voornaamste plaats hoogst bespottelijk vonden. Toen de maaltijd was afgeloopen, bracht Pepe Garcia hun aan het verstand, dat wij nu onzen tocht wilden vervolgen, en dus afscheid zouden nemen. Deze mededeeling scheen hun niet naar den zin: althans zij opperden daartegen allerlei bedenkingen. Zij stelden ons zelfs voor, met hen mede naar hun dorp te gaan en daar te blijven. Ziende dat wij, zonder hun te antwoorden, vertrokken, gelastten zij hunne vrouwen op hen te wachten, en gingen met ons mede. Hoe onaangenaam ons dit gezelschap ook wezen mocht, wij zagen geen kans ons daarvan te ontslaan, en vervolgden onzen tocht. Na een marsch van twee uren, kwamen wij aan een grooten ronden waterplas, dien wij eerst voor een dier meren aanzagen die in de vlakten van Amerika zoo menigvuldig zijn. Bij nader onderzoek bleek dit meer slechts een stilstaande poel te zijn, waarschijnlijk gevormd door de menigvuldige regens van de laatste dagen. Terwijl Perez en ik ons gereed maakten om onze schoenen en pantalons uit te trekken, ten einde den waterplas te doorwaden, boden de Siriniris aan, ons naar den overkant te dragen. Wij maakten van dit aanbod gebruik; zetten ons op den nek onzer nieuwe vrienden, en kwamen aldus veilig aan den anderen oever. Pepe Garcia en Aragon genoten mede het voorrecht, aldus gedragen te worden. De anderen en ook de cascarilleros werden zeker door de Siriniris zoodanige eere niet waardig gekeurd: zij moesten door het water waden, dat hun ter halver lijve kwam. Ik betaalde het verschuldigde veergeld, door middel van eenige koperen knoopen, die de wilden dadelijk in de gaten, waarmede hunne neusvleugels en hunne lippen doorboord waren, staken. Pepe Garcia, ziende dat zij zich gereed maakten ons nog verder te volgen, vermaande hen nogmaals om heen te gaan, daar wij alleen wenschten te zijn. Na eenig aarzelen gaven zij eindelijk aan die vermaning gehoor, en verwijderden zich. Natuurlijk liep het algemeene gesprek in het eerst over niets anders dan over de Chunchos. Ieder had iets over hen te zeggen: persoonlijke sympathie?n of antipathie?n bepaalden in den regel elks meening. Pepe Garcia beschouwde hen als een soort van overgangswezens tusschen de apen en de menschen. Onze dragers vergeleken hen bij de duivelen, vanwege hunne leelijkheid; wat hun nog het meest hinderde was het volkomen gemis van het flauwste spoor van kleeding. Perez moest toegeven dat onder de mannen krachtige en schoone gestalten voorkwamen, niet onwaardig om een beeldhouwer tot model te dienen; maar de vrouwen vond hij afschuwelijk. Nu, op mijne tochten door Zuid-Amerika, had mij reeds meermalen het contrast getroffen tusschen de zwakke, magere, afschuwelijk leelijke indiaansche vrouwen, en hare forsche, welgebouwde en dikwijls althans betrekkelijk schoone mannen, wier geheele voorkomen voor 't minst kracht en vlugheid verraadt. Meer dan waarschijnlijk moet de oorzaak van dit verschil worden gezocht in de verschillende levenswijze der beide geslachten. Van hare eerste kindsheid af is de vrouw belast met al den arbeid, dien de man schuwt: zij is, in den letterlijken zin, zijne slavin, zijn lastdier. Planten, spitten, de vruchten inzamelen en naar de woning brengen, hout en water halen, het huishouden waarnemen, den man tot wapendrager dienen, en nog veelmeer--dit alles is de taak der vrouw. De man gaat jagen of visschen; hij ontwikkelt door lichaamsoefeningen zijne gestalte en zijne spierkracht; de vrouw, gebukt gaande onder het wicht van haar taak, verliest al zeer spoedig de weinige bekoorlijkheden, die de natuur haar geschonken had. Op verandering in dezen toestand is niet te hopen: bovendien, zijn deze stammen niet door den loop der dingen gedoemd, om bij den voortgang der beschaving van de aarde te verdwijnen? Toen wij tegen den avond ons kamp opsloegen, zagen wij tot onze groote verwondering een wilde uit het woud en op ons afkomen. Weldra herkenden wij in hem een der Siriniris, die wij reeds mijlen ver waanden. Op de vragen van Pepe Garcia gaf hij ten antwoord dat hij, nadat hij ons verlaten had, een anta had nagezet, die hij met drie lanssteken had getroffen, maar die hem toch nog ontkomen was. Onze tolk liet zich door dien leugen niet beetnemen. Hij zeide tot den Siriniri, dat een tapir zich niet zoo dicht liet naderen, dat men hem met eene lans treffen kon; vervolgens keerde hij hem den rug toe, en verweet hem dat hij een verspieder was. De Chuncho, die ons inderdaad alleen gevolgd was om te zien waarheen wij gingen, en waar wij ons kamp zouden opslaan, begreep dat zijn vertelseltje geen ingang vond. Zonder een woord te spreken, maar ook zonder de minste verlegenheid te toonen, groette hij ons met de hand, keerde naar de rivier terug en zwom naar den overkant. Daar gekomen, keerde hij zich nog eens om, wenkte ons op nieuw zijn afscheid toe, en verdween in het bosch. Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg More posts by @FreeBooks![]() : Punch or the London Charivari Volume 159 November 10 1920 by Various Seaman Owen Editor - English wit and humor Periodicals Punch@FreeBooksTue 06 Jun, 2023
![]() : History of the Expedition to Russia Undertaken by the Emperor Napoleon in the Year 1812 by S Gur Philippe Paul Comte De - Napoleonic Wars 1800-1815 Personal narratives French; Napoleon I Emperor of the French 1769-1821 Contemporaries; Napoleonic Wars 1800-@FreeBooksTue 06 Jun, 2023
|
Terms of Use Stock Market News! © gutenberg.org.in2025 All Rights reserved.