|
Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.Words: 54299 in 17 pages
This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.
![]() : It aade Friesche Terp; of Kronyk der Geschiedenissen van de Vrye Friesen by Hilarides Johannes Leeuwen Jacob Van Editor - Friesland (Netherlands) History@FreeBooksWed 07 Jun, 2023 tgeplant. Van de vermelding ten tweede male der Helvetiers of Zwitsers uit de Friezen gesproten , ten tijde van den Potestaat Magnus Forteman is eene geheel verschillende lezing in de Corte Chronyck van Sybe Jarichs , welke zegt, dat de Friezen die onder Forteman tegen de Romeinen waren opgetrokken, op den terugtogt ten deele in Lombardijen en Italien metter woon waren gebleven, door een hoop volks meestal gedood werden, zoodat er maar weinigen ontkwamen. Dezen nu zwierven op bergen en in dalen rond, tot dat zij in Zwitserland gekomen, aldaar zich huizen hebben gebouwd en een gedeelte lands bevolkt. Menso Alting beweert, dat de Friezen van een en dezelfde afkomst zijn als al de Overrijnsche volkeren. Het voorgeven, dat zij uit Phrygien, of de Indien herwaarts zijn gekomen, acht hij voor zottengeklap en eene lange reeks van leugens . Hoezeer eene geheele vergelijking van al het geschrevene over dit onderwerp, met een naauwkeurig oordeelkundig onderzoek gepaard, een moeijelijke arbeid ware, en hoe bezwaarlijk men ook welligt meerder licht in dezen ontvangen zou, was echter de beproeving daarvan, en eene wijsgeerige beschouwing van alle nog voorhanden zijnde werken en geschriften der moeite overwaardig en een zeer verdienstelijk werk. Er is nog zoo veel aanwezig, geschikt tot bruikbare bouwstoffen, hoezeer dan ook de vernielingswoede vele belangrijke Charters voor altoos hebbe vernietigd, ja zelfs vele gedenkstukken der oudheid door zorgelooze onnoozelheid het droevig lot hebben moeten ondergaan van over de zeepalen te worden geworpen, en welligt hun graf hebben gevonden in de diepte dier golven, welke over de verzonken grondvesten der aloude Friesche Koningsstad henenrollen, even als of men ook de laatste getuigen des voorvaderlijken roems in hetzelfde graf voor eeuwig wilde begraven. Wenschelijk ware eene meer algemeene belangstelling in het lot der Historie en in den goeden wil dier Schrijvers, welke zonder zelfverheffing of eerbejag slechts hun vaderland en de wetenschappen willen dienen, wier doel en handeling niet door gloeijende eerzucht of geldgewin worden bestuurd. Wij willen hiermede over alles wat den oorsprong der Friezen betreft afstappen . Het ligt geheel buiten ons bestek, alles te verzamelen en te vermelden wat door de geschiedschrijvers al niet geboekt, geoordeeld en gegist is over het hoogst onzekere tijdvak van de eerste bewoners dezer Friesche landen, tot op de geboorte van Christus Dit behoort tot eene volledige Geschiedenis der Friezen; dan met eenige meerdere zekerheid kunnen worden vermeld, de gebeurtenissen van de komst van den Veldheer Drusus in Friesland af tot aan de heerschappij van Karel den Groote. Wij willen derhalve overnemen, hetgeen de heer van Halmael in zijn zeer belangrijk Overzigt over dit tijdvak heeft geschreven , in hetwelk men natuurlijk wel overeenkomst met de kronijken, maar tevens ook vele afwijkingen van sommiger stellingen zal ontdekken. Er heerscht echter over deze tijden ook nog eene vale schemering, zoo geene duisternis; want de eerste Friesche Koning, wiens naam en handelingen met genoegzame zekerheid kunnen worden vermeld, heeft geregeerd in de zevende eeuw en heeft den troon beklommen omtrent 590 of 630. Adgillus de Eerste was die Vorst: wie echter zijn vader was, daarover hebben de geleerden het niet eens kunnen worden. Nu volgt het Overzigt: >>Elf jaren voor Christus geboorte, vertoonde zich de veldheer der werelddwingende Romeinen, Claudius Drusus Nero in het land der Batavieren. Men zegt, ten einde de Germanen of Duitschers te straffen, die in de landen, aan hunne grenzen liggende, en onder het oppergebied der Romeinen staande, geplunderd hadden. Hij begaf zich langs den Rijn in den Oceaan, ten einde de monden Van de Eems en Wezer te bezoeken, tusschen welke de Cauchen of Chauken toen woonden. Aan hunne grenzen raakte hij in groot gevaar, doch de Friezen, met welke hij bevorens in een vriendschappelijk verbond was getreden, redden hem." >>Een jaar later deed hij eene gracht graven, waardoor hij van den Rijn, door den Ouden IJssel in het meer Flevo komen konde. Van daar konde hij door de Middelzee en verder over de Wadden, in de Eems geraken. De Friezen verbonden zich, waarschijnlijk omdat hij hun beloofde, dat de Romeinen hen bijstaan zouden tegen hunne, immer onrustige, Germaansche naburen, tot het jaarlijks leveren van een bepaald aantal ossenhuiden. Ook schijnt hij ter hunner bescherming een kasteel, aan de Noordzee te hebben aangelegd. Dat kasteel almede Flevo of Flevum genoemd, plaatsen de oudheidkundigen op het tegenwoordig eiland Grind, thans eene schulpplaat, niet verre van Terschelling. Daaruit kon de Romeinsche bezetting spoedig de Eems bereiken ." Jaren na Chr. 29. 48. >>Met de goede trouw, die van oudsher de Friezen kenschetste , voldeden zij eenige jaren aan hunne verbindtenis, en wel tot aan of in het jaar 29 na Christus geboorte. Den Romeinschen veldheer Germanicus schijnen zij bijgestaan, en zelfs zijn leger eenmaal eene groote dienst bewezen te hebben, met hem zekere plant, door de Romeinen Brittenkruid genaamd, ter heeling van de scheurbuik aan te wijzen . In gemeld jaar eischte zekere Olennius, een Romein, die met eenig bevelhebberschap, misschien wel met dat van het kasteel Flevum, en met het invorderen der zoogenaamde schatting belast was, eene soort van huiden, welke zij, evenmin als de waarde van dien, leveren konden. Zij lieten zich eerst daarvoor hunne ossen, toen hunne landerijen, eindelijk hunne vrouwen en kinderen tot slaven afnemen, hopende dat men hunne bereidwilligheid ziende, hun geregtigheid zou doen wedervaren. Maar, het zij de klagten der armen het oor des Keizers niet bereiken konden, het zij de Keizer zijne prefecten toeliet in het klein te plunderen, gelijk hij-zelf in het groot deed, zij vonden geen gehoor, en begonnen den regvaardigsten krijg. Zij grepen en doodden de hen kwellende knechten, en belegerden Olennius in de Romeinsche sterkte. Wel moesten zij het beleg opbreken, omdat er een aantal Romeinsche benden ter ontzet naderde, alles onderwegen plunderende en verwoestende; doch, ofschoon de Romeinen, volgens het zeggen hunner geschiedschrijvers, hen, evenwel niet zonder aanvankelijke nederlagen en groot verlies, overwonnen, zij schijnen hunne vrouwen en kinderen, en hunne landerijen toch terug bekomen te hebben, en waarschijnlijk zijn zij zelfs wel van Romeinen en schatting ontslagen geworden, of ontheven gebleven." >>Althans men vindt niet weder van Romeinen hier te lande gewag gemaakt, dan omtrent twintig jaren later. Toen, heet het, hebben de Friezen zich aan den veldheer Corbulo onderworpen. Hij leidde weder krijgsbezetting in Friesland, en stichtte er eene sterkte, zoo sommigen meenen ter plaatse, waar nu Groningen ligt. Doch hij moest die bezetting welhaast terugtrekken, op bevel van zijnen toenmaligen Keizer, Claudius, die den Rijn tot grens des Rijks bepaalde:--van eenige schatting wordt te dier gelegenheid niet gesproken." J. na Chr. 59. >>'t Schijnt evenwel dat de Friezen, wier naam, sedert het gebeurde met Olennius, reeds onder de Germanen doorluchtig was geworden, bondgenooten der Romeinen gebleven zijn.--Toen toch, eenige jaren later, een deel der Friezen, onder aanvoering van Verritus en Malorix , die men daarom niet voor Friesche Koningen behoeft te houden, zich op eene ledige plek gronds, denkelijk aan den linker Rijn-oever nedersloegen; toen daarop de Romeinsche gezaghebber in dien oord hun aanzeide, dat zij die weder verlaten moesten, ten zij de Keizer hun toestond, haar in te nemen, begaven Verritus en Malorix zich, om 's Vorsten toestemming te verkrijgen, naar Rome. Daar bragt men hen in den schouwburg; zij zagen er de gezanten der volkeren, die gezegd worden in trouw en liefde voor Rome uit te munten, op de banken der Romeinsche Raadsheeren zitten, dat een eerbewijs heette. Daarop begaven zij zich derwaarts, en zetten er zich insgelijks neder, zeggende: dat geene stervelingen de Germanen in wapenen of trouw overtroffen. De Friesche rondheid behaagde zelfs den wellevenden Romeinen." Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg More posts by @FreeBooks![]() : The Fortunes of Glencore by Lever Charles James Cooke W Cubitt William Cubitt Illustrator Wheeler Edward J Illustrator - Fiction@FreeBooksWed 07 Jun, 2023
|
Terms of Use Stock Market News! © gutenberg.org.in2025 All Rights reserved.