Read Ebook: Turckse slavernie by Aranda Emanuel D
Font size: Background color: Text color: Add to tbrJar First Page Next Page Prev PageEbook has 260 lines and 52568 words, and 6 pagesDe Schipper despererende van remedie dede uyt de plaets daer wy sesthien Christenen waren roepen een Christen Slaef van Noorwegen geboren, genaemt Hans Maurus, een Man in de Navigatie seer ervaren. Hy vraeghde hem oft hy geen remedie wist om dit groot perijckel te ontgaen? De Slaef antwoorde, indien ghy mijnen raet wilt volgen, sie ick met de hulpe Gods een middel om ons leven te salveren soo veel als wy sijn, maer het Schip moet breecken. De Schipper vraeghde, wat moet men doen om ons leven te salveren? Men moet het Voor-zeyl gereet maken, op dat men die op een oogenblick aen de Wint mach stellen: Ende men moet het Schip wenden, om met volle Zeyl op het zant te varen, toonende het Lant ontrent een Musquet-schoot van ons, anders sal de Windt ons tegens de Klippen in stucken werpen. Dien raet wierde goet gevonden, ende men maeckte het zeyl gereet gelijck geordonneert was. Het was tegens de Middagh dat sulcx geschiede, ende de Tempeest continueerde noch: 't Welck de Turcken siende, alsoose seer superstitieux sijn, deden sy haer Sala met de gewoonlijcke Ceremonien, doende beloften datse Aelmoessen souden gheven wanneerse aen Lant souden komen: maer alsoose geen Miracul sagen, resolveerden sy een Offerhande te doen aen haer Propheet Mahomet, het welcke de laetste toevlucht van de Turcken is wanneerse op Zee in perijckel sijn: Ende wort aldus gedaen: Sy nemen een levendigh Schaep ende indien by geval yemant onder haer is die tot Meca geweest is om te sien de plaets waer het Lichaem van haer Propheet leyt, die snijt met veel belachelijcke Gebeden ende solemniteyten het Beest in vier stucken, ende worpt die quartieren op de vier sijden van het Schip in Zee. Onder ons Christenen recommandeerden wy ons aen Gods barmhertigheyt. Hans Maurus waer van ick te voren geseyt hebbe, seyde ons, dat de Tempeest soude grooter worden tot de midder-nacht toe, ende dat de Kabels dan souden breken. Hy oordeelde dat door de groote ervarentheyt die hy van de Zee hadde. Den Nacht quam aen, ende de Turck die de sorge hadde het Luyckje van het Kamertje daer wy waren te sluyten, quam na gewoonte, ende wy baden hem, dat indien het Schip soude moeten door gaen op de genade van de Golven, hy het Luyckje soude willen open doen, op dat yder een sich mochte salveren ende sijn leven verlengen het beste hem mogelijck soude sijn, 't sy met swemmen ofte andersints, 'twelck de Turck ons beloofde te doen. Ter Midder-nacht sijnde juyst Volle Maen, brack de Kabel van ons Ancker, ende de twee andere Anckers, door diense maer 15. Vamen Kabels hadden, ende door het bewegen van het Schip, hielden niet langer, maer wierden voort gesleept: Doen meenden wy alle sonder assistentie te sterven in het Kamertje daer wy gesloten waren, maer de Turck hiel ons sijn belofte. Hy dede het Luyckje open; seggende, Christenen komt alle boven, wy moeten alle te gelijck sterven: Men konde maer een teffens door het Luyckje passeren het welcke een groote confusie veroorsaeckte, want yder wilde eerst uyt-gaen. Komende op den Overloop sagh ick daer een ware af beeldinge van het laetste Oordeel: want de Turcken waren alle achter op het Schip, roepende met open Kelen, om hulpe van haren Propheet Mahomet. Rontom de groote Mast waren eenige Joden, die Abraham, Isaac ende Moyses aenriepen; ende wy Catholijcke Christenen addresseerden onse Gebeden aen Jesus Christus ende aen sijn Heylige Moeder. De andere Gereformeerde ende Schismatijcke Christenen baden Godt mede aen op haer wijse uyt een goet herte: ick versekere u dat de arghste van den hoop seer devoot was. Wy waren in dese miserie ende confusie een goeden tijt: Ende siende dat de twee andere Anckers het Schip niet vast en hielden, maer langs de gront geduyrigh voort sleepten, braken de Kabels. Terstont stelde men het Voor-zeyl aen de Wint, ende het Schip wende met een ongelooflijcke rassigheydt ende kracht met het voorste na het Lant. Hans Maurus riep in't Nederduyts, wacht u van de Mast, ick vreese datse vallen sal. Maer daer en brack niemendal; maer thien ofte twaelf Turcken vielender van den Overloop in Zee: Ende alsoo de Wint de Zee met soo grooten kracht op het Lant wierp, wierdense terstont met hulpe van de Zee op het Lant geworpen. Dat alles geschiede in een oogenblick tijts, ende het Schip, rakende het Lant, borste, ende by na alle dieder op waren, sprongen in de Zee, vresende dat het Schip soude splijten: Alsoo ick sagh dat het Schip na het Lant toe helde aen de zijde daerse alle in Zee sprongen, vreesde ick dat het door het gestadigh bewegen om soude vallen, door de groote Wint, soo dat ick niet langer op den Overloop dorste blijven, maer sprongh mede in Zee, alwaer ick by geluck gront voelde, ende over eynde bleef staen, maer geen langen tijt, want de Zee bewogen ende gedreven sijnde door de groote Wint smeet my elcke oogenblick ter neder; soo dat ick genootsaeckt was drie ofte vier Vamen lang te swemmen, ende daer mede wierde ick op 't Lant geworpen. Ick danckte Godt uyt goeder herte; soeckende terstont mijn Cameraet Monsieur Caloen, want hoewel dat ick hem in Zee hadde sien springhen, wiste ick nochtans niet oft hy het Landt gekreghen hadde ofte niet. Hy hadde oock die sorghe over my: Na dat wy malkander ghevonden hadden, danckten wy Godt dat wy van dat perijckel ontkomen waren. Daer na ging ick soecken den Turck die met ons van Argiers gekomen was, om sorghe voor ons te hebben. Ick vonde hem in een Troup van Christen Slaven, Turcken, ende Joden, die haer dicht by malkander hielden als Schapen, om haer te verwarmen: Want alsoo wy 't eenemael nat waren, stierven wy by na van koude. Men telde het ghetal van die gesalveert waren, ende bevonden datter meer als twintigh ontbraken. Maer korts daer na quamense alle by de groote Troup, uyt-genomen twee, te weten een Joodsche Jonghe die verdroncken was, ende een Turck die half sot was. God danck wy waren uyt het pericul van de Zee, maer niet uyt het pericul van de Barbaren, die haer residentie houden langhs de Kust in groot getal: Ende indiense ons ongeluck geweten hadden, ende dat het Schip tegens het Landt gestrant was, sy souden sonder twijffel met groote menichte toe-gelopen hebben, om te nemen alles wat wy hadden, ende ons doodt te slaen sonder eenige barmhertigheyt: maer onse Schipper sont terstont twee Turcken, die de Wegh na Tituan wisten, sijnde anderhalf Mijl van daer, die de Gouverneur adverteerden van ons ongeluck, ende versochten eenige assistentie tegens de Barbaren. Dit alles geschiede inde midnacht, sijnde nat ende stervende van koude. Maer by gheluck wasser een Turck die een Yser Doosje ende een Vier-Slagh hadde, waer mede wy terstont Vier hadden, ende aenstaken 't gene wy by de handt vonden, stocken, Tonnen, ende andere dingen die de Zee aen Landt geworpen hadde. Wy passeerden den nacht soo wy best konden. Met het aenkomen vanden dagh quamen de Barbaren van verre sien ofter niet te stelen was: Maer alsoo wy 70. Persoonen waren, dorsten sy niet nader komen: Buyten dat die van de Stade terstont met een goede parthye Peerden quamen om de Coopmanschap die wy gesalveert hadden wegh te voeren. De Gouverneur van Tituan quam in Persoon met een Compagnie van twintigh Gewapende Peerden op sijn Africaens, met langhe Lancien. De Turck die sorghe over ons hadde, huerde een Peert voor hem ende voor sijn bagagie, wel verstaende de rest die hy gheberght hadde. Want alsoo de Tempeest teghens het aenkomen vanden dagh begon op te houden, ontlade men de bagagie vande Passagiers: Ende her meeste deel vande Coopmanschap wierde geberght, maer nat ende bedorven. Wanneer men 's Morgens in het Schip quam om de Coopmanschappen te salveren, als gheseydt is, vont men de Turck Alli, die wy meenden dat verdroncken was. Hy was in de Hutte boven de Kajuyt, alwaer hy een Vlessche met Brande-wijn van de Capiteyn gevonden hadde, ende daer hadde hy sich droncken gemaeckt gelijck een Beest, sonder eenige kennisse te hebben van het pericul dat gepasseert was. Monsieur Caloen ende ick huyrden onder ons tween een Peert, ende reden beyde daer op, d'eene achter, ende quamen ontrent de Middagh tot Tituan. De Jode die met ons was, dede ons een Logement hebben voor ons Gelt in het Joden Quartier, alwaer alle de Joden woonen. Na dat wy twee dagen tot Tituan geweest vvaren, ginger een Cafila met de vvelcke mede twee Moren vertrocken, sijnde Persoonen van conditie, die na Ceuta gingen om aldaer te blijven als Pand-Luyden, op dat de Paters verlossers met meerder versekertheyt na Tituan mocht komen, om met de Gouverneur te tracteren over het af koopen van de Christen Slaven. Wy waren seer blijde dat wy die occasie hadden, om aen onse Cameraet Saldens te schrijven, die soo wy dachten tot Ceuta moste sijn met de vijf Turcken: Want het gebeurt somwijlen, dat wanneerder eenigh verschil is tusschen de twee Gouverneurs van dese twee plaetsen, sy met malkander geen communicatie hebben twee ofte drye maenden langh. Wy schreven met dese Cafila na Ceuta ende twee dagen daer na quam de Cafila wederom met twee Paters-verlossers vande Heylige Drievuldicheydt. Haer komste veroorsaeckte groote blijschap, soo onder de Christen Slaven, als onder de Borgers. Want de eenen hoopten haer vrydom te krijgen, ende de anderen Gelt. Wy ginghen terstont de Paters verlossers groeten die ons een Brief gaven, die uyt Ceuta geschreven was van een Spaense Edelman genaemt Don Martin de Penalosa: Den inhoudt van dese Brief was dus, Uwen Cameraet Reynier Saldens, verdrietende hier tot Ceuta te sijn, is na Gibralter ghegaen, om sich wat te vermaken: Maer hy heeft my ordre gelaten u te voorsien van het ghene dat ghy van noode soudt mogen hebben: Ende alsoo ick sie by u Brief dat ghy versoeckt te hebben 200. stucken van achten, sende ick u hier neffens ordre aen een Moorse Coopman, genaemt Alli Tigarino, om u die Somme te tellen, ende de selfde Coopman sal Borghe voor u sijn, dat ghy inde Stadt sult moghen blijven sonder verobligeert te sijn te gaen inde Mamore ende ick sal terstont aen Reynier Saldens schrijven dat hy hier kome om de wisselinge vande vijf Turcken te effectueren voor u tvveen. Dese tijdinghe gaf ons groot contentement: Maer wy hadden alreede vergeten dat droefheyt na vreughde komt. De vijf Turcken wandelden over de Straten van Ceuta, ende dat op Borge van twee Moorse Koopluyden die ordinaris tot Ceuta resideren. Ende alsoo onse Cameraet Saldens tot Gibralter was, Mostafa Iugles geloovende dat hy vvederom na Vlaenderen vvas ghegaen, ofte na een plaetse in Spaignen verre van daer, schreef een Brief tot Tituan aen de Turck die ons bewaerde, dat Reynier Saldens doen hy in Vlaenderen was belooft hadde 700. Stucken van achten te contribueren tot de af-koopinge die sijn Ouders betaelt hadden voor Monsieur Caloen, ende dat men ons in de Mamore soude stellen, tot dat wy de voorsz somme souden belooft hebben te betalen. Den inventeur hier van was Tubram Arrais een van de vijf Turcken die tot Ceuta uyt-gaf dat Monsieur Caloen ende ick voor ons vertreck tot Argiers belooft hadden 700. Stucken van achten te betalen. De Turck die ons bewaerde hebbende die Brief ontfangen, communiceerde die met de correspondenten van de Ouders van Mostafa Iugles, die goet-vonden ons in de Mamore te stellen, soo om te sien oft sy de 700. stucken van achten konden krijgen, als om te toonen acte van devoir aen de Ouders van Mostafa. De Turck die ons bewaerde rapporteerde 'tgene sy geresolveert hadden, ende seyde dat hy gheen schult daer in hadde, ende bracht ons in de Mamore. Het is een Verwelfsel dertigh Voeten onder de Aerde, verdeelt in drie parthyen. Het grootste ghedeelte mach ontrent 28. Voeten langh ende 24. Voeten breet sijn, de twee andere ghedeelten sijn kleynder: Ende daer vvierden ordinaris 170. Christen Slaven vast gehouden. Dese Gevangenisse heeft geen ander licht als drie Tralien die om hoogh sijn in't midden van de Straet, ende aen yder Tralie is een Haecke met een Touvv, ende vvanneer eenige Christenen by daegh daer voor by passeren, brengen sy door barmhertigheydt Water aen de arme Slaven, ofte indiense Gelt hebben, koopense vvat voor haer: ende dat Touvv met die Haeck dient om vveder te halen 'tgene men de armen geven vvil. De Cipier van dese Gevangenisse laet niemant daer binnen komen, sonder yets te geven. In dese Gevangenisse isser geen Privaet, maer de Gevangens ende de Slaven die daer sijn, moeten haer dienen van Potten op de Spaensche maniere: Die Potten hanghen rontom de Muyren, 'twelck dient voor Tapisserie ende Wieroock te gelijck; want ick sweer u voorwaer dat wy alle Morgens wel genoegh geparfumeert waren. Daer en boven is het niet gheoorlooft die ledich te maecken als 's Avonts, ende dan opent de Gevangens-Bewaerder een gantsche Tralie, ende men trecktse met de Haeck om hoogh: Ende yder Pot moet aende Concerge betalen een Borbe het welcke my dunckt een groote wreetheyt te sijn, ende alle die gene welcke in dese miserable Gevangenisse sijn, moeten op de Vloer slapen, ten ware dat men haer toe-liet tegens de Muyren Touwen te scheeren, gelijck men in de Schepen doet. Maer daer is soo veel Volcx, ende de plaets is soo kleyn, als ick geseyt hebbe, dat die arme Slaven slapen gepackt gelijck Haringen: Het welcke soo veel Luysen ende andere ellenden veroorsaeckt, dat men estimeert dat het soo moeyelijck is daer te sijn als op de Galeye te roeyen. Wy waren daer in de Winter. Maer het gene dat ons meest incommodeerde, was by Nacht wanneer yeder een gerangeert was in sijn plaets om te slapen: Want eenige schelmachtige Iongens Mooren, om de arme Christenen te incommoderen, quamen by Nacht vuyligheyt, Steenen, Water ende andere dingen werpen door de Tralien; ende dat gebeurde eenige Nachten drie ofte vier malen, welcke alarme obligeerde allen den genen die daer ontrent sliepen, op te staen: vvant alsoose alle op de Aerde sliepen, die terstont niet op stont, vvas in pericul van sijn Cameraets met Voeten getreden te vvorden, de Vloer sijnde bedeckt van Lichamen. Monsieur Caloen ende ick sliepen in een Hol, alvvaer vvy niet ghenootsaeckt vvaren op te staen om die allarme, ende dat door de faveur die ons dede een Ridder van S. Jacob genaemt Don Hieronimo de Figuroa, een Spaignaert geboren van Cordua, mede Slaef, die ons groot playsier dede. Hy seyde ons dat hy sijn Tafel inde Mamore koft met vier andere Slaven voor 10. enckele Realen ter maendt. Monsieur Caloen ende ick versochten vande Partye te sijn. Wy vvierden daer ontfanghen, betalende gelijck de andere, ende vvy vvaren seer vvel getracteert in qualiteyt van Slaven, ende hadden soo veel te eten als de nature van noode hadde aen een gedeckte Tafel: Onse Waert vvas een Spaignaert, die derthien Iaren aen malkander in dese Gevangenisse gevveest vvas, vvinnende sijn leven op die maniere, ende onder dese 170. Slaven vvarender maer vijf, die de middel hadden soo vvel getracteert te vvorden. Sijnde in dese miserie, quam onse Cameraet Reynier Saldens wederom tot Ceuta, alwaer hy mijn Brief ontfingh, daer in ick hem adviseerde alles watter passeerde, ende dat wy in de Mamore waren, waer van de oorsake waren de vijf Turcken die tot Ceuta waren, om datse aen de Turck die ons bewaerde ordre hadden gegeven ons in de Mamore te setten, tot dat vvy de 700. stucken van achten, die hy in Vlaenderen sijnde, soo de selfde Turcken seyden, belooft soude hebben. Ende om te toonen dat Monsieur Caloen ende ick niemendal belooft hadden aengaende de voorsz somme, gelijckse tot Ceuta voor-gaven, sonde ick oock een Brief in Turcks geschreven van de Turck die ons bewaerde, daer in hy seyde dat wy niet anders belooft hadden als 25 Stucken van Achten voor hem, ende de Vracht van onse Personen op het Schip van Argiers op Tituan. Maer hoewel de Turck seyde dat hy geschreven hadde als voorsz, ende hy my de Brief open ghegeven hadde, schreef ick nochtans aen Saldens aldus: Laetse lesen ende uyt-leggen, ende indien ghy het goet vint, addresseertse, maer laet niet de vijf Turcken aen Ketenen te leggen, ende doetse in de Mamore van Ceuta gaen, die noch moeyelijcker is als die van Tituan: vvant sy is onder een Oven, de vvelcke een onverdragelijcke Hette veroorsaeckt. De Paters-verlossers, vande welcke ick ghesproken hebbe hier te vooren, quamen wederom tot Ceuta, sonder datse een Christen afgekocht hadden: Ende dat was om datse met den Gouverneur van Tituan niet hadden konnen accorderen: Want sy accorderen gemeenelijck op dese maniere: Datse een derden deel in Gelt sullen betalen, ende de twee derde parten in soodanighe Coopmanschappen naer advenant, soo veel het Pont, ofte Mate, ofte ghetal, tonende een monster van alle de soorten. Ende het verschil was dat de Gouverneur de Coopmanschappen niet wilde ontfanghen tot soodanighen prijs als de Paters die estimeerden. Ende daer en boven wilde hy de Paters obligeren eerst dertich Slaven die hem toe quamen af te koopen, voor de somme van twee hondert Ducaten yder. Waer toe de Paters gheensints wilden verstaen, ende de Paters seyden dat soo langh alser Spaense Slaven sijn, konnen wy geen Slaven van andere Natie af kopen, om dat de aelmoesen die wy brengen, ghegheven sijn in Spaingen om Spaignaerts af te koopen, ende dat is de reden waerom de Paters verlossers haer retireerden sonder yets uyt te rechten. Ick gaf mijn Brief aen een Christen die vry was, welcke ging in Compagnie van die Paters na Ceuta, hem recommanderende deselfde te gheven in eyghen handen van Saldens, 't welck hy dede, seggende dat hy ons daeghs te vooren ghelaten hadde inde Mamore van Tituan: Het welcke Saldens verstaen hebbende, wierde seer verstoort: Ende alsoo hy seer rou ende haestich was, hebbende de confirmatie daer van by mijn Brief verstaen, dede hy terstont de vijf Turcken inde Mamore van Ceuta komen: Ende sijnde voor het inkomen der selfde, seyde hy aende Capiteyn, Hibraim Arrais Pilla Basso, dat is te seggen in Franco, leght hem op de Aerde, ende laet de vier hem de Armen ende Beenen houden om met Stocken op fijn Rugge ende Billen geslaghen te worden: Want Saldens hadde de Stock in sijn Handt, hebbende die forme van Iustitie gheleert wanneer hy met ons tot Argiers was. Hibraim Arrais begon sich te ontkleeden al schreyende met veele schoone woorden, ende de andere vier Turcken beefden ghelijck een Bladt op een Boom door vreese datse de selfde wegh souden passeeren. Alle die voor by ginghen bleven staen om het eynde van dese Tragedie te sien. Onder andere kijckers passeerden daer mede twee Turckse Coopluyden, die tot Ceuta om haer Negotie waren, die tot Saldens seyden, wat vvilt ghy doen met dese Slaven, sijnse niet ongheluckigh ghenoech Slaven te sijn sonder geslagen te sijn? Saldens antvvoorde met een vvreet gelaet, ick vvil tvvee ofte drie van die ondanckbare Verraders met stocken Doodt slaen, ick hebse hier vry door de Stadt laten vvandelen, ende niet tegenstaende dese courtoisie, hebbense mijn Cameraet inde Mamore van Tituan doen setten, hoevvelse goede borge ghestelt hebben, alvvaerse noch sijn in duysent meserien, ende dese Honden vvandelen hier door de Stadt op haer ghemack, ende hebben duysent ende duysent Logens tot Tituan geschreven om ons Gelt door haer boose practijcken tegens alle maniere van Iustitie af te perssen. Doen spraecken de tvvee Coopluyden met de vijf Turcken in haer spraecke. Daer na seyden sy aen Saldens. Slaet dese Slaven niet, vvy sullen hier Borge stellen dat uvve Cameraets uyt de Mamore sullen gaen, ende hier komen met de eerste Cafila: Wy sullen morghen schrijven dat men haer uyt de Mamore laet gaen. Saldens thoonde daer mede niet te vreden te sijn, maer dat hy se slaen vvilde: Nochtans door tusschen spreecken van eenighe Capiteynen van het Garnisoen liet hy sich spreecken om met de tvvee Turckse Coopluyden by de Gouverneur te gaen, de vvelcke doen vvas de Marquis de Miranda, ende Saldens ende de tvvee Turcken seyden haer redenen. Na dat hy de tvvee partyen gehoort hadden, hebbende haer ten laetsten doen accorderen, schreef hy een brief aen den Gouverneur van Tituan van desen Inhout. Sendt my met de eersten Cafila tvvee Christenen ghenaemt Ian Baptista Caloen ende Emanuel de Aranda, u beloovende op de trouvve van een Christen ende Ridder, dat soo haest als de Christenen hier sullen sijn, ick liberteyt sal geven aen de vijf Turcken genaemt Mostafa Iugles, Hibraim Arrais, Alli Tigarino, Rodes Mostafa, ende Mostafa Oiga. Ende alsoo, ghelijck ick te vooren gheseyt hebbe, de Paters verlossers wederom na Ceuta gekeert waren, om datse eenighe difficulteyt met de Gouverneur van Tituan hadden, ende tot Ceuta een Jode woonde van groote reputatie wegen sijn rijckdom, die sich moeyde met het verschil tusschen de Paters verlossers ende de Gouverneur te vergelijcken ende hy 's anderendaeghs moste vertrecken, gafmen hem de brief vande Marquis, met ordre die in eygen handen vanden Gouverneur van Tituan te leveren, het welck hy den volghenden dach als hy daer gekomen was, dede: Ende men liet ons dien selfden avondt uyt de Mamore gaen, met permissie door de Stad ende buyten te wandelen, wanneer het ons soude believen. Wy gingen terstont in het Joden quartier na onse Camer, die in onse absentie ingenomen was vande Turck die sorge over ons hadde. Wat de rest aengaet wat inde Mamore passeerde soo langh als wy daer in gesloten waren, sult ghy konnen sien in mijn 7. ende 13. Relatie. Wy wandelden binnen ende buyten de Stadt met de Turck die ons bewaerde, verwachtende de Cafila om na Ceuta te gaen. Monsieur Caloen ende ick kosten yder een witte Mantel, ghenaemt inde Moorse sprake een Albornos, ende een roode Muts, sijnde de dracht die de Christenen draghen vvelcke haer vryheyt verkreghen hebben. Alle de Christen Slaven, die vvilden, gaven ons Brieven om aen hare Vrienden ende Ouders te addresseren. Ende ghelijcker niet inde Werelt is dat sijn beginsel ende eynde niet en heeft, vvilde de goede Godt een eynde van onse slavernye maecken. De Jode die mediateur vvas tusschen de Paters Verlossers ende de Gouverneur van Tituan, hebbende het verschil vergeleecken maeckte staet den naesten dag te vertrecken, vvelcke vvas den 23. Maert 1642. Yder uyre scheen ons een Iaer te sijn, vvy namen tvvee huyr-Peerden van een Moor die met de selfde Cafila most na Ceuta vertrecken. Wy deden tvvee Jonghe hoenderen accommoderen met Sout ende Peper, om op den vvegh te eeten, ende een groote Kanne met goede Wijn. Wy vertrocken uyt de Stadt van Tituan, vergheselschapt van de Ridder Philips de Cherf, ende eenige andre Christen Slaven onse Vrienden, tot op ontrent een Vierendeel mijls uyt de Stadt, alvvaer vergaederden alle die met den voorsz Cafila mosten vertrecken. Wy gingen seer blijde te Peerde sitten, seggende adieu aen die ons accompagneerden, de vvelcke droevig vvaren datse noch mosten blijven in die miserable staet van slavernie. Sy keerden vveder na de Stadt, ende vvy vervorderden dien avont onse reyse ontrent tvvee mijlen op een Landt vvelckers Aerde tot Ceuta toe niet beboomt noch bevvoont vvordt; Maer t' eenemael vvoest, hoevvel dat het Landt seer goet ende Vruchtbaer is. Wy traden van 't Peerdt af ende ontladende onse Muylen, hieuvven drie ofte vier Turcken met haer Houvvers een goet deel Houts, ende maeckten Vier. Want in dat Landt ghelijck mede in Spaignen is het by Nacht seer kout. Yder een voegde sich ronts om het Vier, ende al 't gene hy mede ghebrocht hadde. Wy noodigden eenige voornaemste Turcken vanden hoop om met ons te eten, vvaer van sy haer excuseerden, segghende, dat de Hoenderen van Christenen gedoot vvaren, ende daerom moghten sy daer van niet eten. Ick svvoer dat een Turck die ghedoot hadde, ghelijck vvaer vvas: Want vvy droegen die Hoenderen om haer op de Wegh te tracteren, ende ick kenne haer grimmagie, voornementlijck van de Turckse Koopluyden: Indiense Vrybuyters van Argiers gevveest vvaren, souden sy soo scrupuleux niet gevveest sijn: Na dat vvy vvel gegeten hadden, sliepen vvy by het Vier. Den volghende dagh een uyre voor het rijsen vande Sonne vertrocken vvy na Ceuta, ende van het Velt alvvaer vvy gheslapen hadden tot Ceuta toe vonden vvy niet een Mensch, noch eenigh voet-stap dat eenighe Menschen oyt daer ghewoont hadden, als de Ruinen van een Huys: Op de Wegh schoot een Turck te Peerde sittende met sijn Roer een Wildt Vercken, maer alsoo de Turcken daer van niet mogen eten, beloofde Monsieur Caloen haer twee stucken van achten indiense het voor ons wilden tot aen de Stadt brenghen; Het welcke sy seer geerne deden, het selfde snydende in vier Quartieren, die men op de Muylen leyde. Wanneer de Cafila ontrent een Mijl af by de Stadt begon te naderen, moetmen seeckere Wegh nemen om van de schilt-wacht van Ceuta te moghen ontdeckt worden. Ende wanneermen door die Wegh komt, dat beteeckent Vrienden. Wanneer wy ontrent twee Musquet schooten van de Stadt af approcheerden, seyde sekere Moor aen Monsieur Caloen ende my: Christenen blijft hier, ick hebbe ordre u alhier te houden tot dat de vijf Turcken alhier sijn: Men hadde niet te repliceren; Ick gaf mijn gety-Boeck aen een Jode die inde Stadt ging, om aen Monsieur Saldens te dienen voor een teecken, wel wetende dat hy mijn Gety-Boeck wel kende, ende dat wy aldaer waren, op dat wy inde Stadt souden moghen komen. Dese dingen geschieden ontrent ten 9. uyren voor middagh, ende wy bleven daer tot drie uyren na middag, sonder een mensch te sien als de Moor die ons bewaerde, verwachtende met goede devotie de vijf Turcken. Wy konden niet imagineren waerom datmen ons soo langhen tijt dede wachten. Maer tusschen drie ende vier uyren na-middagh sagen wy de Poort openen ende de Val-brugghe neder vallen, met eenen komende een Compagnie van dertigh Peerden ligt gewapent op sijn Moors, voor aen met lancien ende leere schilden, diemen in Spaens noemt Adarga, ende een van die troup wel ghemonteert liep een stuck Geschuts schoot af om het Veldt te ontdecken. Doen stelde hy sijn Muts op sijn Lancie tot een teecken datter geen embuscaden vvaren. Die vande troup dat teecken gesien hebbende separeerden haer, sich stellende op eenige avenuen. De Capiteyn van dese Troup vvenste ons geluck met onse vryheydt, ende seyde ons, uvve cameraet spreeckt met de Gouverneur vande Stadt om u te laten inkomen. Terwijl ick met de Capiteyn sprack, sag ick uyt de Stadt komen een troupe voet-volck van ontrent hondert ende vijftig mannen, vvelcke troupe formeerde een kleyn slach-orde tusschen de peerden ende de Stad. Daer na sagh ick noch ontrendt honderdt Turckse ende Moorse slaven uyt komen, yder geladen met tvvee svvare ysere ketenen, met een groote pot op haer rugge, ende sy quamen tusschen de slagh-ordre van 't Voet-Volck ende de Stadt Fonteyn-vvater in haer Potten soecken: ende dat vvierde ghedaen tvvee ofte driemael ter vveecke met de selfde neersticheyt, soo door vreese datse vande Barbaren mogten overvallen vvorden, als van haer slaven te verliesen. Hebbende gesien alles watter passeerde, vvaren vvy seer vervvondert hoe het quam dat Saldens soo langh vertoefde te komen. De reden vvas dat de Gouverneur van de Stadt van Ceuta door sijn voornoemde brief aen de Gouverneur, van Tituan belooft hadde de vryheyt te geven aen de vijf Turcken soo haest als vvy tot Ceuta souden gearriveert sijn: 't vvelck hy op die tijdt niet konde doen, om datmen openbaer vvist dat men aldaer een schip van Tanger vvas vervvachtende: Ende indien de voorsz vijf Turcken, doen na Tituan vertrocken hadden, soudense sonder tvvijffel daer van advijs gegeven hebben aen de Vry-buyters van die Stadt, ende daerom soude het selfde Schip in groot perijckel ghevveest sijn van genomen te vvorden. Daer en boven vvaren vvy in seer groot perijckel ende hazardt, om genootsaeckt te sijn vvederom na Tituan te gaen, van vvaer vvy gekomen vvaren, ofte buyten de Stadt in groot perijckel vande Barbaren te blijven, de vvelcke menighmael komen onder het Geschut vande Stad: maer onse Cameraet Saldens vviste met hulpe van Don Martin Penalosa sijne saken soo vvel te doen, dat de Gouverneur de vijf Turcken riep ende haer seyde, het is vvaer dat ick mijn vvoordt aende Gouverneur van Tituan geingageert hebbe, dat ick vijf Turcken vry soude stellen, so haest als de tvvee Christenen hier aende poort souden sijn, ende nu sy ghearriveert sijn, en derve noch en mach ick u vryheyt niet geven volgens mijn belofte, om dat gy vveet dat men hier een Schip rijckelijck gheladen van Tanger verwacht: Maer om te toonen dat ick een Ridder van mijn woordt ben, sullen de twee Christenen wederom na Tituan gaen, ofte sy sullen daer buyten blijven tot dat het voorsz Schip sal gearriveert sijn: Maer indien ghy te vreden sijt dat de twee Christenen inde Stadt komen, belove ick u als een Ridder, dat soo haest als het selfde Schip hier gearriveert sal sijn, ick u vry sal laten gaen, ende ondertusschen sal ick u van dese tijt voor vry verklaren. De Turcken accepteerden dese conditie, haer vertrouwende op de beloften van de Gouverneur, makende nochtans een schrift daer van, 't welck Saldens ons 's avonts ontrent vier uyren liet weten, ende dat hy by ons soude komen, maer dat hy noch eerst met de Gouverneur most spreecken. Ende hy quam een halve uyre daer na by ons vergheselschapt met Don Martin de Penalosa, dewelcke door courtosie hem in alle sijne affairen assisteerde. Het is onmoghelijck uyt te drucken het contentement ende blijschap die wy ontfinghen, siende onse Cameraet in goede gesontheyt, na wiens tegenwoordigheydt wy soo menighmael versmacht waren. Hy was aende andere zijde niet minder verblijdt. Na dat wy malkander omhelst hadden, wensten ons alle de genen die daer teghenwoordigh waren gheluck voor onse liberteyt. Ende wy ginghen alle te ghelijck inde Stadt van Ceuta, meer verheucht als de Keysers van Romen wanneerse triumpherende binnen de Stadt van Romen quamen: Wy ginghen den Gouverneur de Handen kussen, hem presenterende het hooft van het Wilt Vercken, hier voren ghementioneert, ende wanneer wy uyt sijn Paleys ginghen, quamen de vijf Turcken ons wellekom heten, ons gheluck wenschende voor onse vrydom. Sy quamen met ons in onse Herberghe alwaer wy haer deden drincken. Sy vraeghden ons nieuws van hare Vrienden tot Argiers, ende wy vertelden malkander onse fortuynen die ghepasseert waren. Het was doen dat wy onder ons drien het meeste contentement ende grootste plaisier hadden dat wy oyt gehadt hadden, ende ons leven langh sullen hebben. Maer gelijck ick menighmael gheseydt hebbe, dat blijschap ende contentement altoos voor schaduw van haer Lichamen hebben yets moeyelijcks ende verdrietigh, begon onse Cameraet Saldens ons te vertrecken dat wanneer een van de Turcken tot Brugge in Gevangenisse was, Christen geworden was. Wy raet-slaeghden de sake onder ons, wat wy daer in doen souden: Want indien wy seyden dat hy Christen geworden was, mochte de Gouverneur hem niet laten gaen; ende alsoo hy sijn woordt aende Gouverneur van Tituan geingageert hadde, soude hy ons sonder twijfel wederom ghesonden hebben. Want het was een Ridder die sijn saecke wel verstonde aengaende 't ghene waer toe hy verobligeert was wanneer hy sijn woordt aen een Mahometanse Gouverneur ghegeven hadde, ende belachte den ghenen die leeren datmen niet ghehouden is sijn Woordt te houden aen een eenig Volck dat van een andere Religie ofte Secte is. Hem te laten gaen, wetende dat hy een Christen was, was teghens onse couscientie. Wy vraeghden raet, aen een oude Ridder, die het Naturel van de Turcken beter verstonde, dan die ghene welcke met een goeden yver sonder Wijsheydt, den Turck bekeert hadden. Sijn advijs was dat Saldens met den Turck alleen soude spreecken, op dese wijse, Alli gy weet dat gy in Vlaenderen Christen gheworden sijt, wat is nu uwe meeninge? Indien hy seydt, ick ben Christen, ende ick wil in de Christelijcke Apostolise ende Roomse Religie blijven, dan sal Saldens segghen: Gaet by de Gouverneur, ende seght hem dat ghy Christen sijt, ende dat ghy hier blijven wilt, ende gaet dat aen uwe vier Cameraets seggen: Dan sal de Gouverneur in presentie van sijn Cameraets hem vragen ofte hy na sijn Vaderlandt wil gaen: Indien hy seydt neen: Ende dat hy Christen is, sal hy blijven, ende de Gouverneur sal daer van ontlast sijn. Saldens stelde dit advijs te werck; Maer Alli antwoorde dat hy wederom na sijn Vaderlandt wilde gaen: Waeromme wy na dit ons devoor dese saecke verlieten sonder ons meer daer mede te moeyen. Den 24. Marty 1642. was den dagh van onse volkomen vryheydt, waer op een seecker Vrind van my dese twee Chronijck-schriften ghemaeckt heeft, het eene van de welcke thoont den dagh van mijne Gevanghenisse, ende het andere van mijn Verlossinghe. 's Anderendaeghs na ons arrivement ginghen wy alle drye inde groote Kerck van Ceuta onse devotie doen: Deselfde Kerck is genaemt de Kerck van onse Lieve Vrouwe van Africa, ende is de Metropolitane Kerck. Wy kusten de handen van den Bisschop, die een oude Heylighe man was, ende alle sijnen treyn bestonde in een swarte Slaef. Hy vreesde ons ofte wy Christenen waren Wy antwoorden hem, dat wy Apostolische, Roomse Catholijcke waren, ende ghetrouwe onderdanen van sijn Majesteyt den Koningh. Op dit antwoordt gaf de goede Bisschop ons de Zegeningh, blijvende tot Ceuta acht daghen om na Gibralter te gaen met een wel gewapende Brigantijn, want die passagie is seer periculeux. Dese Brigantijn was van vier Bancken, ende op yder Banck waren twee soldaten om te roeyen, die haer Wapenen ghereet hadden. Wy passeerden in vier uyren van Africa in Europa, niet sonder groote vreese van noch eens vande Turcken genomen te worden: Want ick kende dese soldaten soo goede Zee-luyden te sijn, als de Engelsche Schipper wanneer vvy genomen vvierden sich een manhaftich soldaet thoonde. Maer vvy quamen door Godts ghenade tot Gibralter. Wy bleven daer drye dagen onse devotie doen in een Capelle, een quartier uyrs buyten de Stadt gelegen, ende juyst vvaer de minste distantie is tusschen Africa ende Europa, ghenaemt de Capelle van onse Lieve Vrouvve van Europa, seer gefrequenteert van alle de ghenen die hare Ouders ende Vrienden in Slavernye hebben. Wy vertrocken van Gibralter te Peerde na Cadix, de vvelcke tvvee dagh reysen sijn, Monsieur Caloen ende Ick met onse vvitte Mantels ende roode Mutsen; Waer door alle de personen die eenige van haer Vrinden in slavernie hadden, op de Wegh ende inde Dorpen vvaer vvy een voet op 't Landt setten, by ons quamen om te weten ofte wy geen Brieven ofte ten minsten eenige tijdinge hadden van hare Ouders ofte Vrienden. Tot Cadix sijnde maeckten wy Christen klederen, ende vertrocken van daer na Madrid, alwaer wy alle drye twee Maenden te samen bleven. Weynich daghen daer na vertrock Saldens met sijn oude Meester de Marquis van Salero na het Legher in Catalogne, ende Monsieur Caloen ende ick quamen tot S. Sebastiaen in Biscajen, ende passeerden sonder paspoort door gants Vranckrijck, ons vertrouwende op de attestatie vande Paters Verlossers dat wy uyt de slavernye quamen. Maer wy noemden ons Hollanders, sonder attestatie te thoonen. Wanneer wy tot Parijs waren, wierden wy gheinformeert, dat de Gouverneur tot Diepen ende Calis de Passagiers scherp examineerden, wanneerse na Engelandt willen vertrecken: Ende om onse examinatie niet onderworpen te sijn, gingen wy tot Rouan in een Hamburger Schip dat na Schotlandt toe gingh. Wanneer wy in Zee waren, seyden wy de Schipper dat wy wel in Engelandt wilden sijn, doet ons by Douvre aen Landt setten, wy sullen de Boots-Gesellen die roeyen sullen yets tot Drinck-Gelt geven. De Boot wierde in Zee gheset, ende men brocht ons na ons begeren aen Landt een half Mijl van Douvre, alwaer wy te voet gingen. Ende daeghs daer aen vertrocken wy van daer met het Packet Boot na Duynkercke. Soo quam ick dan na verscheyde Fortuynen ende avonturen tot Duynkercke, in mijn ghedachten overleggende de moeyelijckheden, perijckelen, schoone eschaperinghen, ydele hopen, voorspoeden, tegenspoeden, ende duysendt andere rescontres die ick ghehadt hadde alle de tijdt van dese mijn Reyse, aengaende mijn Lichaem geworpen als een Bal, maer veel meer aengaende mijn Geest: Ende my representerende de dinghen die ghepasseert waren, was ick soo seer niet gedreven als bewogen gelijck de Golven van de Zee na dat de Zee stil gheworden is, op een ooghenblick niet konnen stil worden. Soo was ick dan seer blijde de Klocken van mijn Lieve Vaderlandt te sien, waer na ick duysendt ende duysendt mael mijn wenschen ende suchten ghesonden hadde, my representerende het soete ghesicht van mijne Lieve Vrienden, ende van mijn beminde ende goede Moeder, aen wien tot die tijdt toe mijn Broeders ende Susters om importante redenen mijn Gevanghenisse ende andere ongelucken verborghen hadden ghehouden, haer somwijlen doende ghelooven dat ick sieckelijck was, somwijlen andere dinghen die niet waer waren, maer ten minsten de waerheydt ghelijck: Ende my onderhoudende met soodanighe ende diergelijcke ghedachten, quam ick den 20. Augusti 1642. inde Stadt van Brugge, ghevende duysendt dancken aen de Goddelijcke goetheydt ende Bermhertigheydt, die in soo veel periculen soo ter Zee als te Lande my gheleydt hadde tot de Poort vande Stadt van mijn Geboorte, in goede ghesonde dispositie, alwaer ick vonde mijn Moeder, Broeders ende Susters. Ick soude wel groote moeyte moeten doen om uyt te drucken het playsier ende blijdtschap die wy hadden als wy malkander in goede gesontheyt vonden: Niet wetende aen wat sijde die meest ghevoelijck was: Maer ghelijck ghy verstaen hebt by de loop van mijn Reyse, dat droefheyt ende rouwe de schaduwen sijn die blijtschap ende contentement volghen, kont ghy het selfde noch hier sien; want weynigh daghen na mijn weder-komste storven mijn Lieve Moeder ende schoon-Broeder, die ick de eeuwighe ruste toe vvensche, latende oock mijn penne rusten, u bedanckende lieve Leser van uvve patientie. PARTICULIERE VERHALINGEN Van Emanuel d'Aranda. Van verscheyde dingen die geschiet sijn terwijl hy in Slavernye is geweest. Historie van een Spaense Geestelijcke Persoon, die tot Argiert Slaef was. Seker Spaingaert, die wy alhier Domingo sullen noemen, hebbende tot Sivilien de Kleederen van een Religieus Persoon, van een van de principaelste ende eerlijckste Orderen aengenomen: Na dat hy een Jaer langh sijn proef daer van ghedaen hadde, verobligeerde sich tot drie ghewoonelijcke beloften: ende eenighe jaren daer na wierde hy Priester geconsacreert inde selfde Ordre. Maer dit leven behaegde Domingo gants niet, soo dat hy het Klooster verliet, ende retireerde sich inde Priesters Kleedinghe in het Koninckrijck van Portugael in een kleyn Dorp, alwaer hy eenige maenden geweest sijnde, wierde hy door sijn behendigheydt in 't Landt Pater van een Kerck ghemaeckt, maer dit leven behaeghde hem niet beter als van een Religieus, daerom veranderde hy sijn Priesters Kleedinghe in een Wereltsche, ende gingh tot Lisbon woonen, sijnde de Hooft-Stadt van Portugael, alwaer hy een Vrouw troude, ende kreegh op 't eynde van een jaer een Soon. Een tijdt daer na wierde sijn Vrouw wederom bevrucht, Domingo siende dat sijn huys-ghesin groot wierde, ende hebbende weynich om van te leven, nam dienst aen om voor Soldaet te gaen woonen in een Landt 't welck de Portugijsen, onlanghs op de Riviere van de Amuzonen in Indien gheconquesteert hadden, alwaer hy Gagien soude trecken voor sijn Vrouw, voor sijn Soon, ende voor de Kinderen die hy in dat Landt soude krijgen. Op die conditie gingh Domingo Scheep in het jaer 1636. ende na dat hy eenighe uyren op Zee gheweest was, quamen de Vrouw de pijnen aen, ende sy verloste in het Schip van een Soon, alwaermen het Kindt Doopte, ende de Capiteyn, die ick wel kenne, wierde Gevader. Eenige daghen daer na vernamen sy eenighe Turckse Zee-Roovers, ende na datse haer een weynigh ghedefendeert hadden, vvierde het Schip ghenomen, ende tot Argiers ghebracht. Men verkocht de Gevangens: Domingo om de Slavernye te ontgaen, gingh by de Joden, ende seyde dat hy een Jode vvas, ende badt haer, dat sy hem, sijn Vrouvv, ende Kinderen souden vvillen verlossen. De Joden die gemeenelijck gierigher als liberael sijn, begonnen hem te examineren. Hy antvvoorde haer flucks op haer vraghen inde Hebreeuse spraecke, soo datse sijne vvoorden gheloofden: Eyndelijck seyden sy, datse hem souden af-lossen, indien hy konde segghen sijn Geslachte, ende in vvat Register de namen van sijne Ouders geschreven vvaren: Hy antvvoorde met een vvonderlijcke verseeckertheydt, in het Register van de Synagoge van Venetien, alvvaer sodanigen Rabbi attestatie sal gheven van alle het gene dat ick geseydt hebbe. De Joden schreven terstont na Venetien, alvvaer alle de Registers geexamineert sijnde, vontmen gantsch niet van Domingo. De Joden van Argiers hebbende dat antvvoordt van Venetien verstaen, vvaren vvel verbaest, ende hielen hem voor een bedrieger. Domingo siende dat hy ontbloot vvas van de hoope om door die middel sijn vrydom te krijghen, nam een andere vvegh, sich addresserende aen tvvee Paters Af-lossers, die van Valence in Spaignen ghekomen waren, ende wiste soo veel te doen datse sijn Vrouw ende sijne twee Kinderen af-losten, ende die neffens andere af-gheloste Slaven in vryheydt wech sonden, ende hy bleef ondertusschen Slaef in het Huys van een seer eerlijck Man, Ghereformeerde Meester van 't Velt, diemen noemt Saban Gallan Aga. Na dat sijn Vrouw ende sijne twee Kinderen vertrocken waren, wierde Domingo amoureux van een seer schoone Engelse Slavinne, die in 't huys van sijn Meester was: Maer also sijn Meesterse haer wel bewaerde, konde hy tot sijn voornemen niet komen: Dies niet tegenstaende heeft sijne liefde hem inde sin doen vallen een middel om sijn Meesterse te abuseren, ende de Engelse Slavinne te bedriegen. Hy seyde aen dese, dat sijn Vrouw doot was, ende indiense hem wilde Trouwen, dat hy haer soude af-lossen, ende datter inde Stadt ordre ghekomen was van drie duysendt Ducaten voor hem, die ghenoegh sijn om haer beyde te verlossen. De Engelse Slavinne apparentelijck daer over amoureux wordende van Domingo, neemt de conditie aen, ende Domingo om sijn voornemen wel te doen ghelucken, gingh by een Oude Moorse Vrouwe, die rijck ende gierigh was, ende seyde haer, Ioffrouw, de hoope van een goede recompense doet my hier komen, om u te kennen te gheven sekere Coopmanschap, waer by ghy ten minsten twee duysent Ducaten sult winnen. Dese gierighe Vrouwe vraegde terstont, wat voor Coopmanschap dat het was, beloovende een goede recompense te geven. Hy seyde haer: Daer is in 't Huys van mijn Meester een Engelse Slavinne van goeden Huyse, 't welck mijn Meester niet en weet: Ende daerenboven isser inde Stadt secrete ordre om haer af te lossen, alwaert dat het drie duysendt Ducaten soude kosten. Desen raet behaechde de gierige Vrouwe soo wel, datse sonder uytstel ende sonder haer verder te informeren, gingh by de Vrouw van Saban Galan, ende vraeghde haer oftse haer Engelse Slavinne soude willen verkoopen. Maer de Vrouw van Saban Galan antwoorde, dat se geen Gelt van doen hadde. De Oude gierighe Vrouwe repliceerde: Estimeertse soo veel als ghy wilt, ick soudese wel willen hebben: Eyndelijck na een kleyne contestatie wierde de koop ghemaeckt op 500. Ducaten. Men leverde de Engelsche Slavinne aen de Oude Vrouwe, die haer met groote contentement ontfingh: Dese ongeluckighe Slavinne siende datse verkocht ende gelevert was, ende het Gelt betaelt, meende dat dit alles gheschiede met het Gelt van Domingo, gheloovende vastelijck datse haer liberteyt soude krijgen, ende hiel haer selven gheluckigh, datse na het haer dochte, een soo goede Fortuyne gherescontreert hadde, maer sy was wel verre buyten haer rekeninghe. Domingo hiel ondertusschen niet op van haer te importuneren; Tot bevestinghe van sijn ware ende oprechte liefde, nemende Godt ende den Hemel tot ghetuyghe, ende doende met Eede duysent beloften: Waer mede hy haer wiste soo blint te maecken, datse haer selve hem tot sijn wille over gaf, hopende met inpatientie van daer na het Christen Rijck te vertrecken, ende de Oude Vrouwe aen d'andre sijde met geen minder inpatientie verwachtende de drie duysent Ducaten. Domingo hiel haer beyde op met sijne bedriegerien, soo dat d'eene van d'andere niet en wiste, continuerende ondertusschen alle daeghs het spel. De Engelsche Slavinne bevonde eyndelijck haer selven bevrucht, ende verloste op haer tijdt van twee Kinderen: Een schoone buyt voor de gierighe Vrouwe in plaets van haer drie duysent Ducaten. Doen wierde de bedriegerie van Domingo ontdeckt, ende dat het arghste is, sijn Meester de saecke verstaende, wilde hem op de Galeye setten, als een bedrieger, want hy hadde sijn Meester goet rantsoen belooft. Domingo om het quaet te ontgaen daer sijn Meester hem mede dreygde, vonde een andere practijck: Hy quam in een van de Bains, alwaer de Catholijcke Kercken sijn, willende Misse seggen, om van de aelmoessen te leven ghelijck de Slaven Priesters doen. De Spaignaerts ende Portugijsen die Domingo ende sijn Vrouw kenden, stelden haer daer tegen, seggende dat hy een Schelm was, ende dat hy getrouwt was. Het is waer, seyde hy, dat ick ghetrout ben, maer soodanighen Huwelijck is nul, om dat ick ben ende geweest sy een Religieus Persoon ende Priester voor aleer ick troude: Sustinerende dat niet teghenstaende het ghepasseerde, hy noch een Priester bleef. De Meesters van het Autaer van de Kerck vonden goet daer over te schrijven aende Bisschop van Ceuta, want Argiers is begrepen in sijn Parochie. Den Bisschop hebbende dit verstaen, verbode Domingo Misse te seggen, op pene van geexcommuniceert te sijn: Waer op Domingo antwoorde: Ick ben een Religieus Persoon, ende onder mijn Provinciael, ende daerom heeft den Bisschop gheen macht over my. Vande Manhaftigheyt van een Hollantse Capiteyn, die sich defendeerde alleen tegens vijf Turckse Galeyen, ende twee Brigantijns, ende haer verstroyde. In het Jaer 1641. inde Maent van September, quam tot Argiers, de Caja vande Bassa van Tripoli met een Galeye verciert met zijne Standaerts, Vaendels ende Wimpels, Geborduyrt met Ottomanse halve Manen, eenighe Trompetten, ende andre Scheeps-Musijck, de Soldaten waren alle uyt ghelesen Turcken ofte Renegados, wel ghekleedt, ende noch beter ghewapent op haer maniere. De Slaven die roeyden op dese Galeye waren meest alle Russen ende Moscoviters, die door haer Gheboorte schijnen tot den arbeydt ghedesteneert te sijn. Desen Caja was tot Argiers gekomen om 250. Slaven te koopen, alle Spaignaers ofte Italianen, die de Vice Roy van Tripoli voor een present tot Constantinople aen den Grooten Heere wilde senden. Dese Galeye hadde eenige dagen voor Argiers gheweest, wanneer Alli Pegelin Capiteyn Generael van de Galeyen vier Galeyen ghereet maeckte, om sijn leste tocht van dit jaer te doen. De Caja die commandeerde dese Bruylofts Galeye seyde tot Pegelin, dat hy begerigh was met hem te gaen, ende sijn Fortuyn te volghen, hopende een goede buyt te krijghen. Hy vertrock met Pegelin van Argiers, ende na vier daghen rescontreerden sy een Enghels Schip, met 40. Stucken Geschut. Pegelin als Generael stelde de andere Capiteynen van de Galeyen voor, om het selfde Schip aen te tasten: Maer de Capiteynen vonden het niet raetsaem, vreesende datse haer Slaven die roeyden souden verliesen, ende twijfelden van de Victorie: Ondertusschen terwijl sy raet sloegen kreegh het Engels Schip de nacht, ende spoede soo seer zijn Reyse te vervorderen dat de Turcken het selfde verloren. De vijf Galeyen, met de twee Brigantijns die haer accompagneerden, begonnen de Zee te kruyssen, ende rescontreerden by Majorca een kleyne Fregat, die een Raedts-Heer met sijn Familie van Barcelone haer retirerende in hadde. Pegelin siende dat dese Buyt van weynigh importantie was, begon de andere Capiteynen te bespotten, seggende: Men hadde behooren het Engels Schip te attacqueren. Dese Capiteynen ghemoeydt sijnde datse bespot wierden, resolveerden aen te tasten het eerste Schip dat sy souden rescontreren, hoe sterck oock dat het soude moghen sijn. Dese resolutie behaechde Pegelin wel, ende twee daghen daer na sagen sy een Hollandts Schip met 28. stucken Geschut, ende met 40. Mannen. Het weder was heel stille, waer door den Hollander sich niet konde van sijn Zeylen dienen. Pegelin dede de Galeyen tot onder Canon schoot approcheren, ende siende dat de Vlagghe Hollants was, sonde hy een vande Brigantijns met een Renegado Zeeuw na het Schip toe, met een witte Vlagghe, dewelcke approcherende vraeghde de Hollantsche Schipper, wat hy begeerde. De Capiteyn Generael Alli Pegelin, antwoorde hy, laet u weten, dat indien ghy u wilt over gheven sonder Vechten, hy u met al u Volck aen het eerste Landt van de Christenen sal setten, 't welck hy ghesworen heeft by het Hooft van den Grooten Heere: Daerom rade ick u dat ghy wilt accepteren de presentatie die ick u doe, terwijl het tijdt is: Andersints voorwaer vreese ick dat het u al te laet sal berouwen. De Hollander soodanigen reden verdrietende, antwoorde seer moedig. Ick kenne Alli Pegelin seer wel het Schip komt de Ridders toe, ende de Coopmanschappen de Coopluyden: daerom kan ick niet wegh gheven dat my niet toe en komt: Maer indien hy lust heeft het Schip te hebben, gelijck hy thoont, laet hem aen Boort komen, ende wy sullen sien ofte wy hem sullen konnen contenteren. De Renegado keerde terstont weder om dit antwoort te brenghen. Pegelin onpatientigh ende ten hooghsten vertoornt sijnde van de bravaden vanden Hollander te verstaen, gaf sijne Galeyen ordre haer te rangeren op de forme van een halve Mane, ende soo te roeyen na het achterste van het Schip, en alles teffens af te schieten, haer Geschut was van 48. Ponden Yser, maer sy schieten gemeenelijck maer steene kloten. Sijn bevel wierde geexcuteert, maer wanneerse het vier aen het Geschut souden steken, keerde de Hollantse Schipper, sijnde een seer gaeuw ende ervaren Man, met faveur van een kleyne Windt die Godt hem toesonde, sonder tijdt verlies sijn Schip na d' andere zijde: Ende brocht door die bewegenisse de Vyandt in confusie, ende brack alsoo haer voornemen: Want de vijf Galeyen komende met kracht van Riemen na het Schip toe, in plaets van te gaen in ordre van een halve Mane na het achterste van 't Schip, ghelijck sy geresolveert waren, vondense haer selven in disordre stootende d' een teghens den anderen ende malkander breeckende: Evenwel quam de Galeye van Pegelin aen Boort, ende tseventich Turcken ende Renegados klommen op het Schip, met coutelassen inde handt, beginnende de Touwen af te snijden, ende Vier-wercken te werpen om het Schip te verbranden: Maer de Hollantse Schipper, die alle sijn Volck van binnen hadde, begon met eenige stucken gheladen met Musquet Koghels te schieten van vooren na achteren van het Schip, waer van de Turcken groote schade leden: Ondertusschen dorste de Galeye die geabordeert was, niet langher blijven, om dat het Schip gheladen was, ende de monden van het Geschut waren daer door soo laeg, datse even flancqueerden de boort van de Galeye. Het welcke Pegelin siende beval dat de Galeyen terstont souden retireren. De Turcken die in het begin van het ghevecht op het Schip gheklommen waren, waren wel verbaest wanneerse sagen dat de Galeyen haer verlieten op de genade van hare Vyanden: Ende verloren de courage. Die swemmen konden, wierpen haer in Zee, de gequetsten ende die niet swemmen konden bleven op den Overloop van het Schip als aenschouwers van het ghevecht. De Hollantse Schipper dede sijn Geschut geladen met spijckers, Musquet-Kogels, ende Ysere stucken inde Galeye schieten, ende wierden in minder als een Quartier-uyrs meer als 200. Turcken, Renegados, ende slaven die roeyden, Christenen sijnde, ghedoodt, sijnde een beklaechelijcke saecke. De Galeyen aldus ghetracteert sijnde, sonder Vyandt te sien retireerden haer. De Schipper siende de Galeyen buyten Geschuts-schoot, beval dat men de Turcken die op het Schip overgebleven waren, soude doot slaen, die geduyrende het gevecht boven op de Touwen haer gheberght hadden: Want op den Overloop was het te heet. Doen quam de Hollantse Schipper met sijn Volck op den Overloop, die op de Turcken schooten, die haer aen de touwen ende de Mast vast hielen, gelijckmen na de Papegaey schiet. Het was een vermaeck voor de Hollanders, maer een droevighe tragedie voor de vijf Galeyen, die twee Capiteynen doodt hadden, ende de Caja van Tripoli hadde een Arm verloren, ende was inde Buyck gequetst. Dese Galeyen die voor weynigh dagen uyt ghegaen waren, ende die de gantsche Middelandtse Zee vreese aenghejaeght hadden, saghmen van verre datse wederom inde Haven quamen. Yder een was curieus wat nieuws te weten, ende de Zee-Kant was terstondt vol Volcks, onder de welcke ick mede was. Wanneer de Galeyen de Haven naderden, saghmen datter twee waren die gheen Vlaggen hadden, ende men meende dat het twee Spaense Galeyen waren die sy hadden genomen: Maer men kreeg wel haest een andere opinie, wanneermen sagh dat het Turckse Galeyen waren, ende datse geen Vlaggen op hadden, alsoo hare Capiteynen gedoodt waren. Doen was alle het playsier ende blijschap verandert in rouwe ende droefheyt, de Galeyen quamen langhsaem aen door gebreck van Roeyers, inde Haven. Men brocht terstont alle de gequetsten aen Landt, onder andere de Caja van Tripoli, die tot Chirurgijn hadde een van sijne Christen Slaven, sijnde van Marseillen van gheboorte, die inde konst seer ervaren was. Maer de quetsure inden Buyck, was ongeneselijck ende sonder remedie. Hy beloofde sijn Chirurgijn indien hy hem konde ghenesen, sijn vryheyt ende hondert patacons: maer siende datter geen apparentie was, dede hy sijn Testament beschrijven. Aengaende het eerste Artikel, ordonneerde hy datmen alle de Slaven die met hem over haer rantsoen veraccordeert waren, voor soodanigen somme soude laten gaen: Ten tweeden dat alle sijne Slaven die Renegados waren, vry ende franck souden sijn, ende aengaende het derde, dat sijn Slaef de Chirurgijn sijnde een Christen, na zijn doodt zijn vryheydt soude hebben. Weynig uyren daer na sterf de Caja, men begroef hem op sijn Turcks dragende het doode Lichaem bedeckt met een Zijde Kleet na de Kerck toe, ende men liet het daer geduyrende de Sala des middags daer na brochtmen het na het Graf. Voor aen gingen de slaven Renegados die vryheydt verkregen hadden. Daer na volgde de Christen Chirurgijn, hebbende in zijn Handt een geklooft Riet, met een Brief inde kloof, de welcke inhiel attestatie van zijn vryheyt verkregen door de goetwilligheydt van zijn overlede Patroon: Hy schreyde soo bitterlijck alsmen niet meer kan doen. Ende dat mostmen soo doen, andersints souden de Turcken hem geoordeelt hebben voor een Persoon die sijn vryheydt niet en meriteerde. Hy schreyde van blijtschap, ende den braven Hollantse Schipper lachte hertelijck, om dat hy met 40. Mannen soo schoonen Victorie hadde verkregen tegens vijf Galeyen ende twee Brigantijns. De Volstandigheydt van een Christen Slavinne om in haer Geloof te blijven. In het Iaer 1641. vervolgde een Zeerover van Argiers een Spaense Barck. Die daer in waren, geen remedie siende om het perijckel te ontgaen, sogten met swemmen het Landt te krijgen. Inde Barck was gebleven een Oude Spaingnaert van tseventig Iaren, met de bysit van de Patroon van de Barck: Dese twee wierden voor de Bassa gebracht volgens de gewoonte. De Vrouw van de Bassa hadde door een Venster dese Vrouw gesien, ende sont terstont een van hare Eunuchen aen de Bassa om hem te seggen, dat sy seer begerich was dese Vrouwe te hebben. Dese Bassa sonde haer voor den selfde Eunuch tot een present voor sijn Vrouwe, die daer over seer blijde was, gevende terstont werck aen haer nieuwe Slavinne. Na vijf daghen vernam de Vrouw van de Bassa dat dese Christinne seer fraey Naeyen, borduren, ende andere Handt-Wercken koste, soo datse de goede gratie van haer Meesterse won: de welcke haer Goude Berghen beloofde, indiense haer Christen Geloof wilde versaecken, ende Turcks worden maer te vergeefs: Want sy seyde, Hoewel ick mijn selven vergeten hebbe als een swacke Vrouwe, vertrouwe Ick nochtans soo seer op de goetheyt Gods dat hy mijne sonden sal vergeven als sijnde goet ende barmhertigh: U verseeckerende, dat alle mijn hope is op mijn Geloof, dat ick nimmermeer sal verlaten. De Maistresse hoorende soodanighen antwoordt, was seer verbaest ende oock vertoornt: Daerom ordonneerde sy datmen dese arme Slavinne 300. slagen met stocken soude geven. Ende siende datse stantvastigh ende bestendig bleef gelijck een Rotsteen, trockmen alle hare Kleederen af, ende men gaf haer Turckse Kleederen, diese aentrock, protesterende voor Godt publijckelijck, datse die alleen aentrock om haer Lichaem te bedecken, ende niet om de Religie te veranderen. Het welcke ick geremarqueert hebbe om te doen blijcken de stantvastigheyt ende het vierige Geloof van dese tweede Magdalene. De onwetende Lieden imageneren haer selven in vreemde dingen. Wanneer ick woonde by mijn Patroon Mahomet Celibi Oiga, op seeckere Avondt wanneer mijn Patroon slapen was gegaen en de Deure ghesloten; Soo als ick woonde boven de stal die gesepareert was van het Huys af ghelijck ick in het discours van mijn Reyse verhaelt hebbe, was ick gewoon te gaen spreecken ende praten met vier Christen Slaven inde buyrt: De drie waren Spaignaerts, ende de vierde een Hamburger, die niet een woordt Spaens konde. Het gebeurde dat wanneer wy een Pijp Toeback namen, de Spaignaerts begonnen onder haer volghens haer gewoonte te discoureren van de Regieringe vande Croon van Spaignen, ende haer discours duerde de tijdt van drie uyren, ofte daer ontrent. De Hamburger die niet een woordt sprack, maer acht nam op de gesten ende beweghenissen vande Handen der Spaignaerts, liet sich inbeelden dat wy spraecken van een entreprise om ontrent midden inde Nacht wegh te loopen: Ick seyde de Spaignaerts goeden Avont, haer wenschende vryheyt, ghelijckmen onder Slaven ghewoon is te doen: Daer na rees ick op om my te retireren. Den Hamburger sonder meer sich te informeren, vatte mijn by de Beenen, ende begon in 't Hooghduyts te sweren, ende te segghen; Ghy sult sonder my niet gaen, ende alwaer gy u leven sult hazarderen, sal ick mijne mede avonturen. Ick hebbe menighmael mijn leven in meerder perijckel ghestelt. De Spaignaerts die dit uytroepen sagen, sonder een woordt te verstaen dachten voor seecker dat den Hamburgher sot ofte uytsinnigh was gheworden. Ick seyde hem dat vvy van die saecken niet gesproken hadden: Hy antvvoorde my: Ick hebbe u voornemen ghenoeg ontdeckt, blijvende vast staen in sijn opinie: 't vvelck siende seyde ick het de Spaignaerts, haer verklarende de groote begeerte die den Hamburger hadde om sijn vryheydt te hebben: Het vvelck vvy considererende, mitsgaders de jammerlijcke staet vanden Hamburger, vvaren vvy voorvvaer daer over seer bedroeft, als sieck sijnde van de selfde sieckte: Ick seyde hem dat de Spaignaerts blijde vvaren sijn resolutie te sien, ende indien sy yets souden moghen voornemen, datse hem voor een compagnon souden aennemen. Hebbende met soodanige vvoorden ende beloften den Hamburgher vertroost, retireerde ick my na mijn logement, considererende de vreemde impressien van die ghenen vvelcke niet en verstaen 't gene sy hooren. Van vijf Turckse Slaven, die door een wonderlijcke practijck haer salveerden, ende van de rescontre van een Schip van Duynkercke. In het jaer 1640. hadden de Duynkerckse Vrybuyters een Schip ghenomen, sijnde mede een vrybuyter van Argiers met ontrent 100. Turcken. Mijn Ouders neffens de Ouders van Monsieur Caloen mijn Cameraet deden soo veel moeyten, dat de Prins Cardinael seven Turcken gaf om een wisselinghe te doen teghens ons drie Christenen. Men sondt de Turcken wanneerse in Spaignen sijn, om op de Galeyen te roeyen, ende yeder Reyse als eenighe schepen na Spaignen vertrocken, sondemen vijf ofte ses Turcken daer mede: Ende alsoo dit kleyne getal niet bequaem is om haer Meester van een Oorlogh Schip te maecken, lietmense arbeyden met de Matrosen, ende daerom hier ende daer loopen sonder achterdencken dat vijf Turcken haer souden konnen salveren, sijnde bewaert in een Oorlogh-Schip versien van 150. Mannen. In het jaer 1641. wierden vijf van dese Turcken ghestelt op een Schip van Duynkercke, ende op seeckere Nacht als het schip passeerde de naeute van Gibralter, stiet het selfde Schip tegen een Turckse Galeye. De Duynkerckers meenden dat de Galeye maer een Brigantijn vvas, ende de Turcken meenden dat het Oorlogh-schip een Coopvaerdy-schip was, daerom begon yeder vier op malkander te gheven met groot geluyt. Maer na datse een tijdt lang gevochten hadden, die van de Galeye ende die van het voorsz schip considererende, datter geen buyt te hopen vvas, scheyden van malkander, ende yeder gingh sijn weg. Ondertusschen geduyrende de confusie van het gevecht, hebben de vijf Turcken die op het schip vvaren, haer inde Galeye gevvorpen, maer op vvat maniere, kan ick niet begrijpen, ende dat meer is, ick soude het noyt gelooven, indien ick geen Oog getuyge daer van vvare ghevveest. Wanneer de Galeye inde Haven quam, liep de geruchte door de gantsche Stadt van Argiers, dat vijf Turcken, die tot Duynkerke Slaven hadden gevveest, haer op de Galeye gesalveert hadden: Ende gelijck ick geseyt hebbe in het discours van mijn Reyse, vvas mijn Cameraet Saldens van Argiers vertrocken om vijf Turcken tot Ceuta te brengen, om tegens ons gewisselt te worden, ick was seer bekommert dat die gesalveert waren de vijf niet en waren daer mijn Compagnon last toe hadde, ick liep terstont na de Zee-kant toe, ende vonde by geluck een vande vijf gesalveerde Turcken; ick vraeghde hem ofte hy een van de vijf Turcken was die tegen drie Duynkerckers souden verlost worden. Hy seyde my neen, maer dat die vijf Turcken in Engelandt waren in de bewaringe van mijn Cameraet Saldens, ende dat het Schip noch eenighe ladingh moste in-nemen, ende dat hy gheloofde, datse wel haest in Spaignen souden sijn. Dese vijf Turcken hadden haer wel gedient van de occasie van het geveght van het schip ende vande Galeye. Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page |
Terms of Use Stock Market News! © gutenberg.org.in2024 All Rights reserved.