Use Dark Theme
bell notificationshomepageloginedit profile

Munafa ebook

Munafa ebook

Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.

Words: 59828 in 9 pages

This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.

10% popularity

Achtste Orde.

De Tandeloozen .

De bloeiperiode van deze Zoogdieren-orde is voorbij. In den voortijd leefden in Brazili? Tandeloozen, zoo groot als een Neushoorndier en nog grootere; de kolossaalste, thans nog levende leden der orde hebben hoogstens de afmetingen van een flinken Wolf. Onder de uitgestorven soorten waren er, die een overgang vormden tusschen famili?n van hedendaagsche Edentaten, die nu door diepe kloven van elkander gescheiden schijnen. Maar ook aan enkele van de thans nog bestaande soorten zal misschien weldra het lot beschoren zijn om, evenals de vormen der voorwereld, vernietigd te worden: hunne dagen zijn geteld.

Door het bespreken van het gebit en van de nagels hebben wij de algemeene kenteekenen van de Edentata uitgeput; want in alle andere opzichten vertoont hun lichaamsbouw een zeer groote menigvuldigheid van verschijnselen. Hun lichaamsbekleeding vooral wisselt af binnen zeer wijde grenzen; deze afwijkingen zijn nagenoeg even groot als bij alle overige Zoogdieren tezamen genomen. Sommige dragen een dichte, zachte vacht, andere een ruig, dor haarkleed; deze zijn met borstels, gene met schubben bedekt; bij eenige is het lichaam gehuld in een uit schilden samengesteld pantser, zooals bij geen der andere Zoogdieren gevonden wordt.

De Edentaten zijn thans tot drie faunistische rijken beperkt, n.l. tot het Oostersche, het Ethiopische en het Zuid-Amerikaansche. Azi? bevat slechts Schubdieren, Afrika bovendien nog Aardvarkens. De Edentaten-fauna van Zuid-Amerika biedt een grootere verscheidenheid van vormen aan; hier vindt men de Luiaards, de Mierenleeuwen en de Gordeldieren. Van de thans levende zoowel als van de uitgestorvene Tandeloozen, valt in overeenstemming met de ongelijkheid van hun lichaamsbouw, ook een zeer belangrijk verschil in levenswijze te vermelden.

Het verbreidingsgebied van de Luiaard is tot Zuid-Amerika beperkt. De groote wouden in de vochtige vlakten van dit vasteland, waar de plantenwereld het toppunt van ontwikkeling bereikt, verschaffen woonplaatsen aan deze merkwaardige wezens. Hoe wilder, donkerder en schaduwrijker het woud is, hoe ondoordringbaarder de wildernis, des te geschikter schijnen deze plaatsen voor het leven van de genoemde dieren, die, daar zij tegen andere dieren niet opgewassen zijn, op een minder goed beschutte woonplaats reeds voor lang het onderspit gedolven zouden hebben.

Op den bodem zijn deze tot levenslange gevangenschap op de boomen gedoemde wezens niet thuis. Hun gang, of liever het hiervoor in de plaats tredende, gebrekkig voortzeulen van het lichaam over den grond, is van dien aard, dat het medelijden van den toeschouwer er door gewekt wordt. Evenals de langzame Landschildpad tracht de plompe Luiaard zijn lichaam te verplaatsen. Met ver zijwaarts gestrekte ledematen, op de ellebogen steunend, met de pooten ??n voor ??n behoedzaam een cirkelboog beschrijvend, schuift hij telkens een klein stukje verder; de buik sleept intusschen bijna over den grond; kop en hals worden voortdurend op loome wijze naar links en rechts bewogen, alsof zij het zoo buitengewoon onbeholpen dier in evenwicht moeten houden. Men zou na zulk een schouwspel niet kunnen gelooven, dat dit zoo ellendig voorthompelend wezen in staat zal zijn om zich uit het water te redden, wanneer het er bij ongeluk in valt. Toch zwemt de Luiaard tamelijk goed; hij beweegt zich in 't water vlugger zelfs dan in de boomen, houdt den kop hoog boven den waterspiegel, doorklieft de golven met vrij groot gemak en komt werkelijk weer op den vasten wal terug. Bates en Wallace zagen een Luiaard een rivier overzwemmen op een plaats waar deze 300 M. breed was. Hieruit blijkt, dat de naam Luiaard, hoe goed hij overigens ook gekozen moge zijn, eigenlijk alleen in den gang van dit dier zijn volkomen rechtvaardiging vindt; want op de boomen maakt hij niet den indruk van z?? traag te zijn, als men vroeger, verleid door de overdreven voorstellingen van de eerste beschrijvers van dit dier, meende te moeten aannemen. Opmerkelijk is de verbazingwekkende zekerheid, waarmede alle klimbewegingen plaats hebben. De Luiaard is in staat om zich met den eenen voet vast te haken aan een hooger gelegen tak en zich dan onbezorgd er aan te laten hangen; niet slechts wordt dan het volle gewicht van het lichaam door ??n poot gedragen, maar ook wordt dit door dezen poot opgetrokken tot aan den tot steun dienenden tak.

Het kost zeer veel moeite een Luiaard, die zich aan een tak heeft vastgeklemd, er van los te maken. De Luiaard slaapt en rust ongeveer in dezelfde houding als die, welke hij gedurende zijne werkzaamheden aanneemt. De vier pooten worden dicht bij elkander geplaatst; de romp wordt bijna tot een bol ineengekromd; de naar de borst gebogen kop rust of steunt niet op dit lichaamsdeel. In deze houding hangt het dier den geheelen, langen dag, steeds op dezelfde plaats, zonder moede te worden. Even ongevoelig als het voor honger en dorst schijnt te zijn, even gevoelig toont het zich voor vocht en hierdoor veroorzaakte afkoeling. In het regenseizoen hangt het dikwijls dagen achtereen treurig en ellendig op een en dezelfde plaats; stellig in de hoogste mate ontstemd over het naar beneden stroomende water.

Niet dan hoogst zelden, gewoonlijk alleen des avonds, of als de morgen aanbreekt, of ook, wanneer het zich niet veilig acht, verneemt men de stem van den Luiaard. Zij is niet luid, en bestaat uit een klagende, lang voortgezetten, fijnen, korten en snijdenden toon, die door sommigen nagebootst wordt, door een veelvuldige herhaling van den klank "i". Een van de onderzoekers uit lateren tijd maakt melding van een geschreeuw, dat uit twee opeenvolgende klanken, of zelfs uit een klimmend en dalend accoord zou bestaan. Over dag hoort men van den Luiaard hoogstens diepe zuchten; op den grond schreeuwt hij niet, zelfs niet, wanneer hij geplaagd wordt.

Uit het bovenstaande valt af te leiden, dat de zinnen van de Luiaards geen hoogen graad van volkomenheid zullen bezitten. Zelfs schijnt het, dat zij alle even stomp zijn. Zeer weinig ontwikkeld zijn ook de geestvermogens. Deze dieren geven weinig blijken van verstand, maar toonen veeleer stompzinnigheid, domheid en onverschilligheid. Men noemt ze goedaardig en wil hiermede aanduiden, dat zij over 't algemeen voor geen aandoeningen van den geest geschikt zijn. Volgens de berichten van de reizigers, komen bij hen geen ware hartstochten voor; zij gevoelen geen vrees, maar hebben ook geen moed, schijnen geen vreugde te kennen, maar ook niet voor treurigheid vatbaar te zijn. Deze berichten berusten volgens mijne ervaringen op geen goede gronden. Zoo laag als de meeste natuuronderzoekers ons deze dieren voorstellen, staan zij niet. Gewoonlijk wordt bij hun beoordeeling uit het oog verloren, dat zij nachtdieren zijn, welker geestvermogens men niet naar behooren kan leeren kennen, door ze alleen over dag na te gaan. De naam Luiaard is in zijn letterlijke beteekenis alleen geldig voor het slapende dier; wanneer het wakker geworden is en zijne bezigheden verricht, beweegt het zich in een engen kring, maar beheerscht dezen op voldoende wijze.

De Luiaard brengt slechts ??n jong ter wereld, dat bij de geboorte een volledig haarkleed, en zelfs tamelijk goed ontwikkelde teenen en klauwen bezit; het klemt zich dadelijk met de klauwen aan de lange haren van de moeder vast, en omstrengelt met de armen haren hals. Het wijfje voert haar jong altijd op deze wijze met zich mede. In den beginne schijnt zij er veel genegenheid voor te gevoelen; haar moederliefde bekoelt echter spoedig; ternauwernood getroost zij zich de moeite haar kind te zoogen en te reinigen, of andere moederzorgen op zich te nemen.

De traagheid en stompzinnigheid der Luiaards blijkt ook, wanneer zij mishandeld of gewond worden. Het is een bekend feit, dat de laagst ontwikkelde dieren naar verhouding het best bestand zijn tegen mishandelingen, verwondingen en smarten; bij de Luiaards vindt men een bevestiging van deze stelling. Blijkbaar hebben zij een zeer taai leven. Zij verdragen zware kwetsuren met de onverschilligheid van een lijk. Dikwijls nemen zij niet eens een andere houding aan, na door een flink schot hagel getroffen te zijn. Volgens Schomburgk blijft de werking van het vreeselijke curare-gif der Indianen bij hen langer uit, dan bij eenig ander dier.


Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg


Login to follow ebook

More posts by @FreeBooks

0 Comments

Sorted by latest first Latest Oldest Best

Back to top Use Dark Theme